Van eind september 2015 tot 2 februari 2016 werd er in de Kunsthal te Rotterdam een reizende tentoonstelling gehouden van het ‘politieke’ werk van Keith Haring, een overbekend kunsticoon. Zijn legende bestaat vooral uit het beeldmateriaal dat blijvend de straten siert en door allerlei designers wordt nagevolgd. Zijn tweedimensionale poppetjes zien we internationaal terug, onder meer bij Atelier Van Lieshout dat met tal van standbeelden en installaties een draai geeft aan de wereld door haar te persifleren. Zelf heeft Keith Haring slechts 31 jaar geleefd; hij is nu een kwart eeuw dood.
Het doel was barrières tussen kunst en het dagelijks levensgedrag te doorbreken
Op 1 mei 1968 werd Haring geboren in Reading (Pennsylvania). Gedreven door de kunst belandde hij in 1978 in New York, waar hij zich bewoog in kringen van action painting, lichaamskunst en performances volgens een traditie die feitelijk in 1942 door de surrealistische beweging werd geïntroduceerd. Doel van die stroming was het leven te veranderen en de barrières tussen kunst en het dagelijks levensgedrag te doorbreken door vanuit directe actie perspectieven voor een andere maatschappij te propageren. Daarnaast werden seksuele taboes doorbroken: men propageerde de directe confrontatie met de liefde, deels door wat twintig jaar later uitwaaierde als happenings. Kortom: 1942 was het begin en men is met de strijd doorgegaan.
Haring liet zich door deze traditie inspireren door voor zijn homoseksuele geaardheid uit te komen en met zijn kunst de straat op te gaan. Kunst kon door iedereen gemaakt worden en was ook voor iedereen. In 1980 begon hij vooral figuratief te werken met steeds terugkerende symbolen die in zijn beleving een spiegel waren voor de maatschappij waarin hij leefde. De conservatieve president Ronald Reagan kwam aan de macht met alle mogelijkheden voor bedreiging van de vrijheid van het individu ten koste van staat en kapitaal. Haring moest de waarden van zijn vrijheid en die van zijn vrienden verdedigen tegen de machten die hem persoonlijk bestreden met de instandhouding van de heersende moraal, zoals die door Reagan en de zijnen aan de ‘zwijgende meerderheid’ werd toegeschreven. Hij ging over tot de illegaliteit en sloot zich aan bij een groep graffitikunstenaars die bewust de wet overtrad door muurschilderingen te maken of illegaal affiches te plakken. Zijn op zwart papier gespoten sjablonen ter overplakking van lege reclameborden in de New Yorkse metro maakten hem wereldberoemd. Nog steeds zijn zijn anonieme dansende, kruipende en juichende poppetjes niet uit het straatbeeld weg te denken.
Op zichzelf is deze vorm van massacultuur niets nieuws. Een kritische afbeelding van de samenleving door vastgestelde en zich herhalende sjablonen kennen we al van het vooroorlogse werk van de radensocialistische kunstenaars Gerd Arntz en Peter Alma. Daarin worden langs abstracte weg de tegenstellingen tussen kapitaal en arbeid in het dagelijkse leven geïnstrueerd met mannetjes en vrouwtjes van een algemeen karakter. Diezelfde figuren zou Arntz na de oorlog in opdracht het Centraal Bureau voor de Statistiek gebruiken om getallen en vergelijkende tabellen op het gebied van geslacht, leeftijd of beroepsbevolking te illustreren. Maar de sjablonen van Haring laten zich niet in groepen rangeren: zij zijn dynamisch, zij springen rond, zij kruipen, zij tuigen elkaar af, zij neuken elkaar in de kont en zo nu en dan ook een hond. Hun onderlinge machtsverhoudingen drukken zij uit door directe agressie, in sadomasochistische situaties en andere vormen van directe affectie of aperte wreedheid. Zij zijn even anoniem als de figuurtjes van Arntz, maar zij zijn onbruikbaar als symbolen voor statistische gemiddelden. Maar ze suggereren wel een afspiegeling te zijn van een in toenemende mate onleefbare samenleving. Als daarbij ook het klimaat nog in het geding komt en de ziekte AIDS zich als een publiek gevaar openbaart…
Zijn nalatenschap is bedoeld om die strijd voort te zetten
Onder de vroege slachtoffers van deze ziekte vallen ook vrienden waarmee Haring omging. In 1985 kreeg hijzelf de diagnose. Vanaf die tijd worden zijn kunstwerken uitgesprokener met directe afbeeldingen van monsterlijke symbolen als staat en kapitaal, verdoemde werelden en gruwelijke goden. Haring maakte geen straatkunst meer, omdat zijn affiches door belangstellenden van de wanden werden gehaald om als handelswaar te dienen. Hij was nu zelf een prominent op de kunstmarkt en gebruikte nu de middelen om via media als straatreclame zijn manifesten en opvattingen te propageren. In toenemende mate keerde hij zich tegen de moraal van Amerikaanse evangelisten: zijn figuren krijgen penissen in de vorm van een crucifix, zij worden geketend aan monsterlijke fallussen. Ook vinden we lijven met de voeten aan een strop gebonden en het hoofd afgerukt: een verwijzing naar de doodstraf die Jahwe homoseksuelen had toegedacht in het boek Leviticus. In 1990 verloor Haring zijn strijd tegen de dood, maar zijn nalatenschap is bedoeld om die strijd voort te zetten.
Een jaar voor zijn sterven richt hij een fonds op dat zijn werken beheert en daarmee reizende tentoonstellingen maakt. Zijn laatste wil is dat zijn werk in zijn sterfjaar op een eerstedagenvelop verschijnt. Geen ijdelheid, maar een campagne tegen AIDS, en daarvoor reist zijn werk ook rond. De eeuwig politieke lijn is nog niet volledig getrokken en zijn werk zal nog verder Europa doorreizen.
Totdat de strijd tegen de staat niet meer nodig is en de mensen het eeuwige leven hebben verworven.