De jaren zestig

Dekolonisering van een geschiedbeeld

Dansende en blowende hippies in San Francisco. Ludiek actievoerende Provo’s in Amsterdam. Protesterende studenten in Parijs, Berlijn, Rome, Maagdenhuisbezetters in Amsterdam, eerdere universiteitsbezettende studenten in Berkely en Columbia Universiteit. Een demonstrerende stadsbevolking in Praag tegenover Russische tanks. Miljoenen stakende arbeiders in Frankrijk, Italië en elders. Nog veel meer dansende en blowende hippies, in Woodstock, in Kralingen op de Isle of Wight… Dat zijn beelden die mensen zich voor de geest halen als ze spreken over ‘de jaren zestig’. Zoomen we in op 1968, het jaar waarin dat decennium van rebellie haar symbolisch hoogtepunt bereikte, dan zien we meer van hetzelfde, in hogere intensiteit.

Parijs, stad van barricades van tienduizenden opstandige studenten tegen een autoritaire president. Praag, stad van massale burgerlijke ongehoorzaamheid tegen een repressieve Russische militaire invasie en bezetting. Stedelijke opstanden in tientallen Amerikaanse steden – veelal afgedaan als ‘rellen’ in het ordelievende boeventaaltje van media, politici en politie – waarmee woedende, veelal straatarme zwarten in de Verenigde Staten reageerden op de moord van Martin Luther King, aanvoerder in de strijd voor gelijke burgerrechten. Fel protest tegen de Vietnamoorlog bij de Democratische Conventie, grof onderdrukt door voor vrijwel niets terugdeinzende oproerpolitie. En bijna overal erkennen de opstandelingen elkaar als bondgenoten, als deelnemers aan iets soortgelijks, als mede-rebellen. Die slogan zegt het goed: ‘We shall fight, we shall win – Paris, London, Rome, Berlin’.

Het is makkelijk om hier cynisch over te doen. Te makkelijk. Deze jaren zestig waren jaren van hoop, en de teloorgang ervan is niets om vrolijk van te worden. Het is goed om deze jaren, vijftig jaar na dato, nog eens naar voren te halen. Het is goed voor rebellen van vandaag om ons hier nogmaals door te laten inspireren, en om ervan te leren wat er van te leren valt. Hoe je rebelleert bijvoorbeeld: met directe actie, op eigen individueel en collectief initiatief, wachtend op niemands orders, met dat uit die jaren bekende arsenaal van actiemiddelen: demonstraties, sit-ins en straatblokkades, maar ook straatgevechten, barricadenbouw en het in brand steken van militaire recruteringsbureau’s aan universiteiten. Hoe je begint een ander, solidair en vrij leven probeert op te bouwen, door alternatieve instellingen op te bouwen zoals een Kritische Universiteit, maar ook alternatieve leefgemeenschappen, communes en dergelijke. Dit is de periode, niet alleen van hippies en Provo’s maar ook van het begin van gerichte kraakacties in Amsterdam om de oplossing voor de woningnood niet langer aan instanties over te laten maar in eigen hand te nemen. Een voor rebellen en radicalen – en dus voor anarchisten – uiterst belangrijke periode. Dat waren en blijven de jaren zestig, hoezeer sommige van de bijbehorende clichés ons ook mogen tegenstaan. Maar ontbreekt er niet iets?

Ook het beeld van de jaren zestig dient gedekoloniseerd te worden waar dat nog niet is gebeurd

Internationale solidariteit

Er is met dat beeld van de jaren zestig wel iets vreemds aan de hand. Die steden uit die leus liggen allemaal in Europa. De andere steden die in het verhaal van de Jaren Zestig steeds terugkeren – Berkeley, San Francisco, Parijs, Rome, Milaan, Praag, Amsterdam, Berlijn, Straatsburg, Warschau, Belgrado… allemaal steden in Europa of in de Verenigde Staten. Alle boven genoemde episodes spelen zich daar ook af. Het gangbare beeld van de jaren zestig schrijft een groot deel van de planeet de geschiedenis uit. Alsof de revolte van dat decennium voornamelijk een Europees-Noord-Amerikaanse aangelegenheid was, en geen waarlijk wereldwijde revolte. Het is een beeld dat met kracht dient te worden bijgesteld waar dat nog niet is gebeurd. Ook het beeld van de jaren zestig dient gedekoloniseerd te worden waar dat nog niet is gebeurd.

Meerdere dimensies dienen zich dan aan. Allereerst de wereldwijde context en thematiek van het protest. Ja, de befaamde – maar bepaald niet alle! – opstanden van de jaren zestig spelen zich vooral af in Europese en Noord-Amerikaanse steden. Maar de thema’s van die opstanden zijn bepaald niet alleen binnenlands. Hét grote punt waar studenten en anderen tegen demonstreerden was de Amerikaanse oorlog in Vietnam. Dat gold in de VS, maar ook elders: protesten op Franse universiteiten, op de straten van Berlijn en Londen, optochten in Nederland met ‘Johnson Moordenaar’ dan wel ‘Johnson Molenaar’: Vietnam was het onderwerp. De opstandige jongeren in rijke westerse landen waren zich bewust van antikoloniaal verzet, en probeerden daarmee solidariteit uit te drukken.

Slachtoffer bij protesten in DuitslandVietnam was niet het enige land wat solidariteit opriep. Het is opvallend hoe belangrijk internationale solidariteit in die jaren was. Een enkel voorbeeld. Een demonstratie in Berlijn op 2 juni 1967, waarbij politie de student Benno Ohnesorg doodde, wordt gezien als kantelpunt waarna bij radicale studenten de bereidheid tot hard, desnoods gewelddadig verzet groeide. ‘Zij’ deinzen voor niets terug in hun repressie, ‘wij’ moeten tot alles bereid zijn in ons verzet. Dat werd de toon. De demonstratie zelf ging echter niet over de verhoudingen in Duitsland op zichzelf: het was een protest tegen het bezoek van de Sjah van Perzië, een autocraat die met immense westerse steun zijn brute politiestaat runde. In Groot-Brittannië vormden de banden tussen het land en voormalige kolonie Rhodesië waar een apartheidsbewind op basis van de witte minderheid was gevestigd, een belangrijk thema van studentenprotest. Antiracisme en antikolonialisme behoorden tot de vaste thema’s in het studentenprotest van deze periode.

Icoon, rolmodel, misverstand

In bredere zin was antikoloniaal, revolutionair verzet – of wat daar voor doorging – mede een inspiratie voor de revoltes in Noord-Amerika en Europa. Latijns-Amerika leverde natuurlijk het meest beroemde icoon van de strijd, in de vorm van de alom geportretteerde guerrillaleider Che Guevara. Latijns-Amerika leverde nog meer rolmodellen. In een periode waarin de generatiekloof veelal werd uitgevochten rond zaken als de lengte en dracht van het haar, was het bijvoorbeeld van symbolisch belang dat Cuba de dictatuur kwijtraakte door het ingrijpen van een guerrillalegertje dat bestond uit twintigers, veelal voorzien van weelderige baarden. Ongehoord tafereel in een wereld waar zestigers de wereld bestuurden en mannengezichten gladgeschoren geacht werden te zijn. Natuurlijk bewonderden rebellen in Europa en de VS in de Cubaanse revolutie wel meer dan enkel het feit dat bebaarde generatiegenoten er het heft in handen namen. Maar dit soort symboliek speelde wel degelijk mee.

Waar Latijns-Amerika een icoon leverde, en een collectief rolmodel, daar leverde Azië vooral een gigantisch misverstand: de Culturele Revolutie in China, van pakweg 1966 tot 1968. Veel westerse radicalen zagen daarin een schitterend voorbeeld. Een actieve studenten- en scholierenjeugd, gebundeld in de zogeheten Rode Gardes, die het revolutionaire elan bewaakte en onder aanvoering van Mao Zedong ervoor zorgde dat de Chinese revolutie niet werd verstikt en uitverkocht door bureaucraten en naar kapitalisme neigende corrupte despoten. Intellectuelen die zich nederig wijdden aan het volk, bij wie ze nog in de leer gingen ook. Was het niet prachtig? En zei Voorzitter Mao niet zelf: ‘rebellie is gerechtvaardigd’? Dát was wat rebellen in de VS en West-Europa van de Culturele Revolutie oppikten: een principieel, oprecht voorbeeld van revolutionaire inzet en toewijding aan het arme volk.

Studenten opstand in Mao's China

Dat die Culturele Revolutie feitelijk een gigantische zuiveringsoperatie was om de tanende macht van Mao te herstellen, hem van rivalen in de leiding te ontdoen en het hele volk militaristisch te mobiliseren in door Mao en zijn medestanders vastgestelde richting, ontging velen. Rebellie was gerechtvaardigd omdat en voor zover de Voorzitter er beter van werd. Dat de massa’s slechts ‘revolutie’ mochten maken binnen door het regime verordonneerde banen, en dat grove repressie iedereen trof die buiten die banen voor eigen rekening rebelleerde– inclusief veel Rode Gardisten die de revolutionaire retoriek te serieus begonnen te nemen – zag bepaald niet iedereen. Mensen zagen het mythologisch propagandabeeld aan voor realiteit. Dat propagandabeeld speelde in de revoltes van de jaren zestig een aanzienlijke en dubieuze rol.

Vietnam en de antikoloniale strijd als thema van protest en verzet gaf de revolte van de jaren zestig een oprechte dimensie van internationale solidariteit, waarbij helaas van kritische distantie van bijvoorbeeld de Vietnamese verzetsbeweging heel vaak nauwelijks sprake was. Want ja, Vietnamezen hadden groot gelijk dat ze geen Frans kolonialisme en geen Amerikaans imperialisme duldden. Maar dat maakte de organisatie die het verzet domineerde en aanvoerde nog niet tot vrijheidsstrijders. Een terecht ‘nee’ tegen de Amerikaanse oorlog in Vietnam werd te makkelijk een onterecht ‘ja’ tegen het Vietnamese stalinisme. De rolmodellen Cuba en China functioneerden in de symboliek van de strijd in die jaren, met vaak onplezierige gevolgen, want in beide landen waren de revolutionaire regimes autoritaire, repressieve verschijnselen.

In al deze gevallen waren het niet de gebeurtenissen in Vietnam, Cuba en China die in het middelpunt stonden; het was de impact en voorbeeldfunctie van die gebeurtenissen in vooral de VS maar ook in West-Europa die in de revoltes van de jaren zestig belangrijk waren. Dekolonisatie van het beeld van de jaren zestig betekent onder meer: de gebeurtenissen en de deelnemers daaraan in die landen zelf voor het voetlicht brengen, aan het woord laten. Dat betekent: Vietnamezen, Chinezen en Cubanen serieus nemen, niet enkel als inspiratiebron voor westerse studenten, maar vooral als hoofdrolspelers in hun eigen bevrijdingsstrijd, met alle tragische en zelfs criminele aspecten die zowel de strijd zelf als de pogingen haar neer te slaan kenmerkten. Het verhaal van de Vietnamese antikoloniale oorlog, van de Culturele Pseudo-Revolutie in China, van de Cubaanse revolutie waarin bevrijding en repressie verraderlijk verstrengeld waren… Het zijn geschiedenissen van half-bereikte, half-teloorgegane of zelfs verpletterde emancipatieprocessen, die op zich zelf meer dan de moeite waard zijn. Ze verdienen het om behandeld te worden als meer dan revolutionaire jaren-zestig-symboliek.

Waarlijk wereldwijde revolte

Er dient echter duchtig verder gedekoloniseerd te worden in het jaren zestig-geschiedbeeld. In dat beeld – we zagen het hierboven – staan Europese en Noord-Amerikaanse gebeurtenissen centraal. Daarmee doen we de gebeurtenissen van die tijd, en vooral talloze deelnemers eraan, groot historisch onrecht. De jaren zestig waren namelijk wel degelijk een periode van waarlijk wereldwijde revolte. Heel af en toe klonk dat ook wereldwijd door. In oktober 1968 bijvoorbeeld, toen ordetroepen in de hoofdstad van Mexico een plein vol demonstrerende studenten onder vuur nam en honderden demonstranten vermoordde. Daarmee braken de Mexicaanse autoriteiten een studentenbeweging voor meer vrijheid die al maanden woedde. Het bloedbad trok enige aandacht buiten Mexico.

studenten opstand in Mexico

Maar er waren talloze andere episodes van verzet die zelfs deze aandacht niet of nauwelijks kregen. Een paar voorbeelden. Het zijn citaten uit een recent werk over de jaren zestig dat wèl oog heeft voor de werkelijk wereldwijde reikwijdte van jaren-zestig-opstandigheid. [1]

Protest van Pakistan tot in Uruguay

‘100-tal studenten opgepakt na driedaags straatgevecht in Addis Abeba, universiteit gesloten’; ‘Halverwege juni blijf het onrustig op campussen in onder meer Congo, Argentinië, Bolivia, Ecuador, Uruguay en Venezuela’; ‘Zeventien gewonden nadat politie sit-in opbreekt in Libanese Universiteit Beiroet’; ‘De staat van beleg brengt rust niet terug in Uruguay en na zoveelste botsing tussen arbeiders, studenten en ordetroepen sluit regering alle universiteiten en hogescholen’; ‘Aanhoudend straatprotest van vakbonden en studenten tegen corrupte overheid Peru; op 3 oktober neemt leger, met steun van media, macht over’; ‘Studenten bekogelen Pakistaanse ordediensten met radijzen, politie antwoordt met kogels’.

Het is slechts een greep uit een veel langere opsomming van gebeurtenissen uit alle delen van de wereld; ik heb juist episodes van buiten Europa en de VS er uit gepikt. Al deze gebeurtenissen vonden in 1968 plaats. Protest van Pakistan tot in Uruguay, dus. En heel veel van deze gebeurtenissen genieten nauwelijks enige bekendheid. Dekolonisatie betekent hier: alsnog deze en soortgelijke gebeurtenissen eerherstel geven en bespreken als belangrijke veldslagen in de wereldwijde vrijheidsstrijd die de jaren zestig zo typeert.

Egypte, Tunesië, Ethiopië

Het meest verwaarloosde continent wat dit betreft is zonder twijfel Afrika. Slechts zelden hoor of lees je over de studenten- en arbeidersopstanden die in die jaren ook in diverse Afrikaanse landen plaats vonden. ‘Voor de meeste commentatoren en geleerden waren het slechts gebeurtenissen in ‘the Global North’ die ‘het wereldwijde 1968’ uitmaakten. Geen van de relevante overzichten brengt verwante gebeurtenissen op het Afrikaanse continent naar voren’, schreven Heike Becker en David Seddon. [2] Sommigen van die ‘gebeurtenissen’ op het Afrikaanse continent doen qua omvang, duur en felheid denken aan de Mei-Juni-opstand in Frankrijk in 1968.

Becker en Seddon laten er een aantal de revue passeren. In Egypte bijvoorbeeld, destijds een dictatuur onder generaal Nasser. Daar vonden in februari 1968 felle protesten van arbeiders en studenten plaats, met als inzet politieke hervormingen en serieuze bestraffing van officieren die zouden hebben gefaald in de Zesdaagse oorlog tegen Israël het jaar ervoor. In november van hetzelfde jaar volgden scholieren- en studentenprotesten, hard neergeslagen door ordetroepen, met dode en gewonde demonstranten, met arrestaties van actievoerders, maar ook met gewonde politieagenten. ‘Op 25 november was er een staking door arbeiders in Alexandrië, evenals een grote demonstratie die eindigde in botsingen met de politie die resulteerden in zestien doden.’ In Tunesië vonden in maart 1968 protesten plaats aan de universiteit van de hoofdstad Tunis. Er waren uitgebreide contacten tussen Tunesische en Franse studenten in dat revolutiejaar.

‘Land aan degene die het bewerkt!’

In Ethiopië was al in 1964 en 1965 sprake van studentenprotesten. Opmerkelijke eis: ‘Land aan degene die het bewerkt!’, een oproep tot landverdeling uit handen van de rijken richting armere plattelandsbevolking. In 1966 voerden studenten in dat land actie tegen het opsluiten van bedelaars in kampen. In maart 1968 richtte studentenprotest zich tegen de minirok, die beschouwd werd als ‘on-Ethiopisch’. Dit zal samen hebben gehangen met de weerstand die vooral de Amerikaanse invloed in het land opriep. De VS werden gezien als steunpilaar van het keizerlijke bewind van Haile Selassie. In 1969 breidden de studentenprotesten zich verder uit, ook rond andere thema’s zoals protest tegen schoolgeld. Protesten leidden tot het stilleggen van vele onderwijsinstellingen, repressie tegen een sit-in bracht één dode en vijfhonderd arrestaties met zich mee. Het is maar een greep uit te weinig beschreven gebeurtenissen.

Hoogtepunt in Senegal

Een hoogtepunt van jaren zestig-strijd – vergelijkbaar met Mei-Juni 1968 in Frankrijk – vond in vrijwel dezelfde tijd plaats in Senegal tegen de regering van president Senghor. In mei 1968 gingen scholieren en studenten in staking tegen een korting van hun inkomens: ze kregen nog maar tien in plaats van twaalf keer per jaar een studietoelage. Onderdrukking was Senghors antwoord. Op 28 mei viel politie de woonverblijven van studenten binnen, waarbij ze traangas, knuppels en geweerkolven hanteerden in niets en niemand ontziend geweld. Officiële cijfers spraken van één dode en honderd gewonden.

Er volgde een explosie van woede, waarin barricades verrezen, opgeworpen door woedende jongeren. Opvallend was hier de zelforganisatie van met name scholieren. ‘In elke school was een strijdcomité en een algemene vergadering met een gekozen en terugroepbare leiding.’ [3] Op 30 mei begon de regionale vakbondsfederatie in het gebied waar de hoofdstad Dakar in lag aan een algemene staking. Op arbeidersdemonstraties riepen mensen om ‘werk en rijst’. [4] Politie viel een arbeidersvergadering binnen: negenhonderd arrestaties. De staking hield aan, en bracht het bewind bijna ten val. Enkele dagen lang hielden ministers zich schuil.

Franse troepen grepen in om het bewind van president Senghor te redden. Die deed vervolgens concessies om rust te kopen: op 12 juni kondigde hij een loonsverhoging van vijftien procent aan. Gesprekken met de vakbeweging waren hieraan vooraf gegaan. De maanden en jaren erop laaide de strijd herhaaldelijk op. Kredieten van Frankrijk en de VS kwamen er aan te pas om Senghor – gezien als loyale pro-westerse bondgenoot – in staat te stellen om sociale rust te kopen door middel van concessies aan de bevolking.

Een serieuze revolutionaire uitbarsting van verzet die het bewind van Senegal bijna ten val bracht

Dit is een zeer summiere weergave van wat toch niet minder was dan een serieuze revolutionaire uitbarsting van verzet die het bewind van Senegal bijna ten val bracht. Dekolonisatie van het beeld van de jaren zestig betekent ook hier: deze gebeurtenissen de aandacht geven die ze meer dan verdienen. De jaren zestig gaven een wereldwijde strijd. Het is niet meer dan rechtvaardig als het aandeel dat studenten, scholieren en arbeiders in Afrika in die strijd hadden, eindelijk de aandacht krijgt die dat aandeel meer dan verdient.

 

Noten

1 Geert Buelens, De Jaren Zestig – Een Cultuurgeschiedenis (Amsterdam, 2018), p.625-628.

2 Heike Becker en David Seldon, ‘Africa’s 1968: Protests and Uprisings Across the Continent’, op roape.net.

3 Lassou, ‘May 1968 in Senegal’, op libcom.org.

4 Heike Becker, ‘Global 1968’ on the African continent’, op focaalblog.com.