Reproductie en revolutie

De actualiteit van Shulamith Firestone

In het kielzog van de nieuwe extreemrechtse bewegingen zijn ook de traditionele conservatieven wereldwijd aan het opleven. De liefde lijkt wederzijds. Zo sprak Thierry Baudet verschillende keren op bijeenkomsten van de fundamentalistisch katholieke organisatie Civitas Christiana. De wederopstanding van confessioneel rechts lijkt op het eerste gezicht misschien onbeduidend, maar inmiddels staan in veel landen de verworven reproductieve rechten en vrijheden onder druk. Abortuswetgeving wordt in veel landen aangescherpt, terwijl in de Nederlandse seculiere kranten artikelen over abortus verschijnen die twintig jaar geleden hooguit in het Reformatorisch Dagblad hadden kunnen staan. En het gaat niet alleen om abortus: ivf voor anderen dan heterostellen wordt voortdurend bedreigd (of blijft onbespreekbaar) en het traditionele gezin lijkt springlevend.

Geen wonder dat feministen de laatste jaren meer geïnteresseerd zijn geraakt in het onderwerp reproductie. Ze beperken zich daarbij niet tot het veiligstellen van bestaande verworvenheden, maar proberen nieuwe radicale ideeën te ontwikkelen, voorbij (en soms tegen) de slogans en denkkaders van het klassieke radicale feminisme. Zo schreef Alexandra Kimball The Seed: Infertility Is a Feminist Issue (2019), waarin ze haar eigen ervaring met ongewenste onvruchtbaarheid verbindt met een analyse van de gebrekkige feministische gedachtevorming over dit onderwerp. Ze laat zien dat in het feminisme van de tweede golf het oude spook van de (ongewenst) onvruchtbare vrouw voortleeft: een van oudsher meelijwekkend en onheilbrengend wezen dat we liever niet zien. Voor het feminisme doet alleen de reproductieve zelfbeschikking van vruchtbare cis vrouwen ter zake. De noden van andere vrouwen (zijn dat eigenlijk wel echte vrouwen?) zijn irrelevant.

Radicaler maar ook theoretischer is Full Surrogacy Now: Feminism Against Family (2019) van Sophie Lewis. Draagmoederschap wordt door veel feministen uit de tweede golf als onwenselijk gezien. Zo voerde Gloria Steinem onlangs campagne (samen met christelijke fundamentalisten) tegen een wet in New York die de mogelijkheden voor draagmoederschap zou verruimen. Lewis betoogt juist dat we niet minder maar meer draagmoederschap nodig hebben. Ze analyseert draagmoederschap op losjes marxistische wijze als arbeid in een kapitalistische economie, voortbouwend op het werk van marxistische feministen, die alle vormen van reproductief werk (ook huishouden, zorg, opvoeding) als arbeid beschouwen. Ze ziet hier een belangrijk terrein voor antikapitalistische en feministische strijd, omdat juist de normalisatie van draagmoederschap (als arbeid) de betekenis van genetische verwantschap, zwangerschap en moederschap radicaal kan veranderen. Ze opent een libertair communistisch toekomstperspectief waarin het traditionele gezin niet meer de vanzelfsprekende bestemming is van het pasgeboren kind en waarin het kind ook niet meer ‘van iemand’ is.

Nauw verwant aan het boek van Lewis is Xenofeminism (2018) van Helen Hester, dat nieuwe feministische ideeën over reproductie en (on)vruchtbaarheid koppelt aan een bredere analyse van technologie. Voor haar is de notie van ‘het natuurlijke’ een vehikel van conservatieve en misogyne ideeën. Het vergroten van je vrijheid betekent het vergroten van je vervreemding (van de natuur), aldus een provocerende Hester. Een groot deel van haar boek gaat over reproductieve technologieën bezien in het licht van deze filosofie.

Deze jonge feministen staan kritisch tegenover het radicale feminisme van de jaren zeventig, maar er is één radicale feministe in het bijzonder met wie ze een haat-liefdeverhouding hebben: Shulamith Firestone (1945-2012). Over Firestone is vooral bekend dat ze zwangerschap barbaars vond en dat ze uitkeek naar de tijd waarin deze arbeid aan machines uitbesteed kon worden. Haar relevantie voor deze auteurs ligt dus voor de hand en vooral Hester en Lewis bespreken haar werk uitvoerig. Maar het werk van Firestone is lastig. Ik word zelf ook heen en weer geslingerd tussen enthousiasme en teleurstelling als ik haar lees. Haar werk wortelt in het vroege radicale feminisme, waarvan ze één van de grondleggers is, dus het is geen verrassing dat je ook de minder aangename kanten van die beweging erin terugvindt. Kennis van die historische achtergrond is dan ook onmisbaar bij het lezen van Firestones werk.

‘Rustig, meisje, we hebben hier belangrijkere zaken te bespreken dan vrouwenproblemen’

Radicaal feminisme

In de late zomer van 1967 vond in Chicago een conferentie plaats van Amerikaanse linkse bewegingen die als doel had om een gemeenschappelijke strategie te ontwikkelen. Deze National Conference for New Politics was groots opgezet. Ook Martin Luther King hield een toespraak. Toch, ondanks de ambitieuze opzet, had niemand bedacht dat vrouwenrechten ook een plekje op de linkse agenda voor de toekomst verdienden. Shulamith Firestone, een kunststudente aan de School of the Art Institute of Chicago (SAIC), en Jo Freeman, een studente die actief was in de burgerrechtenbeweging, startten daarom een lobby om de agenda aan te passen. Die leek aanvankelijk succesvol. Na veel getrouwtrek werden enkele vrouwelijke sprekers aan de lijst toegevoegd. Op het moment dat ze aan de beurt waren, werden de vrouwen echter botweg genegeerd door de voorzitter, die een andere spreker aankondigde. Firestone en Freeman liepen daarop het podium op om verhaal te halen. Toen gebeurde er iets dat illustratief was voor het linkse machismo van de late jaren zestig: de voorzitter gaf Firestone een klopje bovenop haar hoofd en zei: ‘Rustig, meisje, we hebben hier belangrijkere zaken te bespreken dan vrouwenproblemen.’

Dit incident maakte pijnlijk duidelijk dat er voor een feministische politiek binnen Amerikaans links geen plaats was. Kort daarop richtten Firestone en Freeman dan ook de eerste radicaal feministische organisatie in Chicago op: Westside (genoemd naar de vergaderlocatie, Freemans appartement in de west side). Uiteraard was in dat prille begin niet onmiddellijk duidelijk hoe een radicaal feministische politiek eruit zou moeten zien. Veel leden van Westside zagen zich nog als onderdeel van een bredere linkse beweging. Ze uitten bijvoorbeeld hun solidariteit met de Black Panthers en spraken veel over Vietnam. Volgens Firestone moesten feministen echter breken met de traditionele politiek als ze serieus werk wilden maken van hun bevrijding uit het patriarchaat. Alle energie moest gericht worden op vrouwenbevrijding, women’s liberation.

Kort daarop, in het najaar van 1967 besloot Firestone om naar New York te verhuizen. Het lijkt erop dat ze vluchtte voor haar vriend die haar mishandelde.1Susan Faludi, ‘Death of a Revolutionary’, <em>The New Yorker</em>, 8 april 2013. Op newyorker.com In New York richtte ze kort na haar verhuizing met enkele andere vrouwen New York Radical Women op, de eerste feministische organisatie in New York. NYRW werd berucht door een protest tijdens de Miss America-verkiezing van 1968, die ze wisten te verstoren met een banner drop en waarbij een groot aantal ‘traditioneel vrouwelijke’ producten ritueel in een vuilnisbak werd gegooid: korsetten, schoenen met hoge hakken, make-up, bh’s, potten, pannen. In deze periode organiseerde Firestone ook de eerste pro-abortusdemonstratie in de geschiedenis van de VS, waarbij twaalf vrouwen in het openbaar spraken over hun eigen ervaring met abortus. NYRW gaf verder in haar korte bestaan twee invloedrijke boeken uit, Notes from the First Year (1968) en Notes from the Second Year (1970), die vroege radicaal feministische teksten bundelden.

Toen NYRW in 1969 uiteenviel in een socialistisch feministische en een radicaal feministische tak, richtte Firestone samen met Ellen Willis de radicaal feministische groep Redstockings op, een organisatie die nog altijd bestaat. Zelf verliet ze Redstockings kort daarop weer om samen met Anne Koedt (die wereldberoemd zou worden met The Myth of the Vaginal Orgasm (1970)) New York Radical Feminists op te richten.

Trashing

New York Radical Feminists was opgebouwd uit min of meer autonome brigades die genoemd waren naar feministes uit het verleden. Wel moesten de brigades zich houden aan een beginselprogramma en moesten ze zich verdiepen in de geschiedenis van het feminisme. Van meet af aan waren er spanningen tussen de verschillende brigades. Zo was de brigade waarin de journaliste Susan Brownmiller actief was voortdurend kritisch over de brigade van Firestone, de Stanton-Anthony Brigade. Zelfs het feit dat deze brigade naar maar liefst twee feministes genoemd was moest op een vergadering besproken worden.2Ibidem.

Jo Freeman schreef later een veel geciteerd artikel over haar eigen negatieve ervaringen in de vroege radicaal feministische groepen, ‘Trashing: The Dark Side of Sisterhood’.3Jo Freeman, ‘Trashing: The Dark Side of Sisterhood’, <em>Ms.</em>, april 1976, 49-51 en 92-98. Op jofreeman.com Trashing was in de woorden van Freeman: ‘(…) a particularly vicious form of character assassination which amounts to psychological rape. It is manipulative, dishonest, and excessive.’ Dit gedrag, dat kennelijk wijdverspreid was in de beweging, heeft veel vrouwen getraumatiseerd en vervreemd van het feminisme. Ook Firestone werd regelmatig het slachtoffer van trashing. Omdat ze briljant en ambitieus was, kreeg ze bijvoorbeeld te horen dat ze te veel testosteron had en dat ze vergaderingen ‘domineerde’ (‘als een man’, mogen we er dan zelf bij denken). Er werd zelfs eens in één van de door haarzelf opgerichte groepen voorgesteld om haar uit de groep te zetten, omdat ze ‘unsisterly’ zou zijn.4Faludi, ‘Death’

Volgens Susan Faludi, die kort na het overlijden van Firestone een mooi biografisch artikel over haar schreef in The New Yorker, waren het deze ervaringen die Firestone ertoe brachten om het feminisme in 1970 de rug toe te keren. Het radicaal feministische boek waarmee ze bekend zou worden en dat nu als klassieker geldt, The Dialectic of Sex (1970), had ze net voltooid en lag nog niet eens in de boekhandel. Het was het begin van een geïsoleerd bestaan in de East Village. Ze bleef weliswaar schilderen, maar kampte met een precaire geestelijke gezondheid en werd verschillende keren opgenomen omdat ze een psychose had. Van feminisme wilde ze niets meer weten, ook niet toen in de jaren negentig enkele jonge feministes een tijdje contact met haar onderhielden en een supportnetwerk vormden. Ze schreef in die periode nog wel een goed ontvangen bundel met korte verhalen, Airless Spaces (1998).

Dialectiek

Firestone schreef The Dialectic of Sex: The Case for Feminist Revolution (1970) in een paar maanden tijd. Het was sowieso een creatieve en hectische periode waarin feministen het ene na het andere boek uitbrachten. Het boek verscheen in hetzelfde jaar als een andere nu canonieke tekst van het radicale feminisme: Sexual Politics van Kate Millett, net als Firestone ex-lid van New York Radical Women. Susan Faludi beschrijft hoe The Dialectic al invloed uitoefende voordat het gepubliceerd was: de vrouwen die bij de uitgeverij werkten, lazen de kopij en begonnen erover te praten. Ze stopten met het dragen van rokken en hoge hakken en stelden lastige vragen over ongelijke beloning. Dit zegt misschien veel over de tijdgeest, maar toch ook wel iets over de kwaliteit van het boek.

Het boek is in de eerste plaats een vurig pamflet. Alles moet wijken voor vrouwenbevrijding, ‘niet alleen de hele westerse cultuur, maar de organisatie van cultuur zelf, en verder, zelfs de organisatie van de natuur’ gaan op de schop.5Shulamith Firestone, <em>The Dialectic of Sex: The Case for Feminist Revolution</em> (New York en Londen 2015), 4. Firestone gebruikt daarbij het theoretische gereedschap dat voorhanden was in de late jaren zestig: het werk van Beauvoir, Freud en Marx. Ze bouwt voort op Marx’ dialectische geschiedbegrip. Waar Marx de geschiedenis analyseerde door naar veranderingen in productiewijzen en klassen te kijken, ziet Firestone ook veranderingen (en spanningen en contradicties) in de domeinen van de sekse en van de cultuurproductie als drijvende krachten in de geschiedenis. De dialectiek van de sekse bestudeert de historische verhoudingen, spanningen en machtsverschuivingen tussen mannen en vrouwen, en de dialectiek van de cultuur doet hetzelfde, maar dan tussen een ‘esthetische mode’ en een ‘technologische mode’ in de cultuurproductie.

Sekse heeft voor Firestone een geschiedenis

Voor Firestone is sekse een grotendeels biologisch, ‘natuurlijk’ gegeven, dat geworteld is in de menselijke voortplanting. (De notie van een van sekse afgegrensd ‘gender’ gebruikt ze niet.) Maar wat haar onderscheidt van vrijwel alle andere radicale feministen is dat sekse voor haar ook een geschiedenis heeft. Door de ontwikkeling van reproductieve technologie is het makkelijk geworden om aan zwangerschap te ontkomen en daarmee is de belangrijkste materiële pijler onder het patriarchaat verdwenen: er is een toekomst denkbaar geworden waarin vrouwen niet langer kinderen hoeven te baren en te verzorgen. Ook alles wat daar verder in verschillende culturen nog is bij verzonnen aan ‘vrouwelijke’ taken kan weg. Het is nu aan het feminisme om deze nieuwe situatie uit te buiten en de aanval in te zetten, want mannelijke overheersing gaat niet zichzelf afschaffen.

Om de mechanismen van vrouwenonderdrukking te analyseren gebruikt Firestone veel begrippen van Freud. Ze ziet de psychoanalyse als een mislukt feminisme. Freud had te weinig oog voor machtsverschillen tussen mannen en vrouwen, in het bijzonder in het gezin. Het gezin is de plek waar jongens na hun vroege kindertijd gedwongen worden om zich af te keren van hun moeder en zich te identificeren met hun vader, die machtiger is en toegang heeft tot de wereld. Wat Freud het Oedipuscomplex noemde, is volgens Firestone verdrongen schaamte voor het in de steek laten van de moeder en verdrongen wrok tegenover de machtige vader. Daarnaast draagt volgens Firestone het taboe op incest binnen het gezin bij aan het ontstaan van een seksualiteit die is afgescheiden van andere gevoelens, wat zijn weerslag heeft op hoe mannen zich tegenover vrouwen verhouden. Kortom, het gezin is de plek bij uitstek waar het patriarchaat gereproduceerd wordt.

Hoewel ik het met Firestone eens ben dat het gezin de hoeksteen van een ellendig systeem is, vind ik dit ‘freudiaanse’ deel van haar werk niet zo overtuigend. Het psychoanalytische begrippenapparaat dat ze gebruikt, maakt het betoog voor lezers van vandaag ook erg ontoegankelijk. Maar dat ze zich tot de psychoanalyse verhoudt is wel begrijpelijk. In de tijd dat Firestone The Dialectic schreef, had de psychoanalyse, vooral onder intellectuelen en kunstenaars, nog veel invloed. Je merkt wel dat Firestone met plezier tegen de heilige huisjes van verstokte freudianen aanschopt, maar ze blijft hun taal spreken.

Bedenkelijker is dat er racisme en homofobie door de tekst heen schemert, soms in dezelfde zin: een zwarte man kan weigeren om zich te identificeren met witte mannelijkheid, schrijft Firestone, om te vervolgen: ‘waarop hij zich vaak overgeeft aan homoseksualiteit’. Ze heeft het ook over ‘de grotere agressiviteit van de zwarte vrouw’. Ahem… Bovendien wordt heteroseksualiteit nergens ter discussie gesteld, onze hele reproductieve biologie mag veranderd worden, maar we blijven wel allemaal hetero? The Dialectic is inderdaad een ‘flawed masterpiece’, zoals Sophie Lewis het noemt. En deze ‘flaws’ vinden we ook bij andere radicaal feministische auteurs terug. Racisme, homofobie, transfobie en validisme zijn tot op de dag van vandaag terugkerende problemen in het radicale feminisme. Tegenwoordig worden radicale feministen regelmatig van sociale media geweerd omdat ze de regels tegen ‘hateful conduct’ overtreden.6Ibidem, 100-101, Sophie Lewis, <em>Full Surrogacy Now: Feminism Against Family</em> (New York en Londen 2019), 120. Een geruchtmakend voorbeeld van een radicale feministe die van Twitter verbannen werd, is de Canadese transhater Meghan Murphy. Zelfs een door haar aangespannen rechtszaak kon de ban niet ongedaan maken. De vrouw die bevrijd moet worden, is bij nader inzien wit en cis en komt vaak uit de middenklasse.

Reproductie

Firestones belangrijkste en origineelste ideeën zijn ondertussen precies de ideeën die op gespannen voet staan met het radicale feminisme. De natuur is niet rechtvaardig. De natuur is er gewoon. Simone de Beauvoir had in De tweede sekse (1949) al een afschrikwekkend beeld van zwangerschap en moederschap geschetst. Firestone, die het boek aan Beauvoir opdroeg en veel aan haar ontleent, ging nog een stap verder. We zagen al dat voor haar de voortplanting de wortel was van het patriarchaat. Nog afgezien van de lichamelijke horror die ze is, maakt zwangerschap vrouwen kwetsbaar en afhankelijk van patronage. Het is die biologisch bepaalde kwetsbaarheid, aldus Firestone, die cultureel is uitvergroot en overdreven tot wat uiteindelijk ‘vrouwelijkheid’ is geworden.

Voor Firestone waren veilige en toegankelijke abortus en anticonceptie het begin van een revolutionaire ontwikkeling. Vrouwen kregen hun aandeel in de reproductie van de soort voor het eerst een beetje onder controle. Ze was ervan overtuigd dat deze ontwikkeling zou doorzetten en dat eicellen ooit buiten de baarmoeder bevrucht zouden kunnen worden (in 1978 zou inderdaad de eerste ivf-baby geboren worden) en dat baby’s uiteindelijk zelfs buiten de baarmoeder voldragen zouden worden.

Deze ontwikkelingen zouden de biologische rol van de vrouw ondermijnen en ertoe leiden dat de culturele betekenis van sekse (wat we nu ‘gender’ zouden noemen) uiteindelijk zou verdwijnen. Een tweede revolutionair aspect aan deze technologieën was dat ze konden helpen om de hegemonie van het gezin te doorbreken. Kinderen zouden immers niet langer de extensie zijn van een heteroseksueel paar. Het gezin zou plaats maken voor nieuwe gevarieerde samenlevingsverbanden waarin kinderen op zouden groeien. Dit lijkt utopisch, maar deze ontwikkeling is inmiddels al decennia gaande. Kimball beschrijft hoe ze sinds een paar jaar een kind grootbrengt, niet alleen met haar partner, maar ook in nauw contact met de eiceldonor en de draagmoeder.

Firestone was, voor zover ik weet, de enige radicale feministe die deze mogelijkheden verwelkomde. Veel andere radicale feministen sloten zich in de jaren tachtig juist aan bij bewegingen tegen reproductieve technologie, zoals Lewis en Kimball laten zien. Ik vraag me af of dat ook een reden was voor Firestone om zich van het feminisme af te keren: dat ze op zo’n essentieel punt alleen stond.

De bevrijding van kinderen

Een ander origineel idee van Firestone dat weinig weerklank vond binnen het feminisme, was dat kinderen in hetzelfde schuitje zaten als vrouwen. Zowel vrouwen als kinderen waren afhankelijk van mannen. Beiden hadden een status die leek op eigendom (van de man in het gezin). Beiden werden traditioneel afgeschilderd als zwak en onverantwoordelijk. Beiden hadden altijd minder rechten en vrijheden gehad dan volwassen mannen en beiden hadden dus veel te winnen bij een feministische revolutie.

In het hoofdstuk ‘Down with Childhood’ betoogt ze dat het begrip ‘kindertijd’ in de westerse cultuur pas na de middeleeuwen is opgekomen. Hierin volgt ze de Franse historicus Philippe Ariès. Kinderen zijn gaandeweg afgescheiden geraakt in hun eigen wereld, met eigen bezigheden, eigen kleding, eigen spelletjes en speelgoed. De opkomst van het moderne klassikale onderwijs vanaf de achttiende eeuw was een belangrijke stap in dit proces. Terwijl er een mythe ontstond van de kindertijd als een idyllische periode en van kinderen als onschuldige wezens, werden ze in werkelijkheid aan een steeds strakkere discipline onderworpen, zowel in het gezin als op school. Ook hier ziet ze een parallel met vrouwen: die werden in de loop van de geschiedenis ook meer als ‘onschuldig’, ‘puur’ en ‘schattig’ gezien, naarmate hun machteloosheid toenam.

Over de mogelijkheden voor emancipatie en bevrijding van kinderen was Firestone niet optimistisch. Ze was op de hoogte van libertaire onderwijsvormen zoals A.S. Neills kostschool Summerhill, die nog altijd bestaat. Ze schrijft met sympathie over deze school: de afwezigheid van verplichte lessen, het democratische bestuur, de vrije seksuele moraal. Haar kritiek is echter dat dit soort scholen eilandjes zijn. De met moeite opgebouwde psychologische zelfstandigheid van de leerlingen kan na één vakantie alweer afgebroken zijn door angstige disciplinerende ouders. Alleen een feministische revolutie, die tegelijkertijd alle instellingen van de maatschappij zou veranderen, zou kinderen kunnen bevrijden.

The Dialectic of Sex is geen hoopgevend boek, zeker niet voor wie het nu leest. De feministische en socialistische revolutie zoals Firestone die voor zich zag is er nooit gekomen. De politieke situatie lijkt wereldwijd vanuit feministisch oogpunt zelfs nogal somber. Toch blijven technologische ontwikkelingen, de gestage emancipatie van seksuele minderheden en het rondzingen van queer en feministische ideeën bijdragen aan de erosie van het ‘natuurlijke’. Het ‘tegennatuurlijke’, vervreemdende in het werk van Shulamith Firestone blijft daarmee actueel – en hoopgevend. Hoe onheilspellend de verkiezingsuitslagen en de hittegolven ook zijn, de toekomst blijft fundamenteel open, niet begrensd door onveranderlijke normen en onaantastbare hiërarchieën.