We leven in de schaduw van de dubbele dystopie. Het leven op onze planeet gaat in hoog tempo kapot. Er is reden voor dystopische somberheid. Dat is één. Te vaak maakt onze dystopisch-sombere houding daartegenover de ramp eerder erger dan beter. Dat is twee.
Geen macht ter wereld is in staat de aanzwellende catastrofes nog langer te voorkomen. Die catastrofes zijn allang niet alleen toekomstdreiging, maar een steeds indringender hedendaagse realiteit. Het idee dat we grootschalige milieurampen, met als gevolg de snelle dood van honderden miljoenen mensen minimaal, als slechts één van de gevolgen, nog kunnen tegenhouden ‘als we nu maar snel het kapitalisme omverwerpen’, kan bij het oud vuil. That ship has sailed, die kans is verkeken, het is te laat. Niet omdat die revolutie onmogelijk of zinloos is: revolutie is aan de orde van de dag. Recent nieuws uit Irak, Chili, Libanon, Ecuador, Haïti, en eerder uit Algerije, Puerto Rico en Soedan, duidt daar op. Wel omdat de ramp al te ver is voortgeschreden: de gevolgen van eeuwen van kapitalistische destructie zullen ook in een van het kapitalisme bevrijde wereld nog lang en rampzalig blijven doorwerken. Erg nabij ziet de algehele antikapitalistische omwenteling er trouwens niet uit, al kunnen opstanden in zojuist genoemde landen wel aanzetten in die richting zijn. Rampen zijn er al, en ze zullen dramatisch erger worden, hoe dan ook. Dat is de eerste dystopie. Er zit niets anders op dan dit macabere inzicht en vooruitzicht goed tot ons door te laten dringen, en er een aantal belangrijke praktische gevolgtrekkingen uit af te leiden.
Maar er is een tweede dystopie. Die zit in onze radicale hoofden zelf, en maakt de catastrofale vooruitzichten nodeloos erger. Die tweede dystopie is onze radicale mindset: te vaak eentje van het diepste cynisme, nihilisme, pessimisme, hoe je het ook wilt noemen. Dat die mindset vaak wordt gecamoufleerd – ook naar onszelf – met oppervlakkig optimisme, maakt de zaak niet makkelijker. Ik heb daar zelf soms een handje van.
Die dystopische mentaliteit betekent dat we de mogelijkheden om terug te vechten, catastrofes binnen de perken te houden, gevolgen ervan te verzachten, vaak helemaal niet adequaat benutten. Zo worden de rampen die ons teisteren nodeloos erger, zo worden catastrofes die ons wachten niet alleen volop voorspeld, maar ook nog een self fulfilling prophecy.
Dystopie als realiteit
De eerste dystopie is snel toegelicht. Klimaatramp, wereldwijde vergiftiging, sociale desintegratie, zegevierend fascisme en autoritarisme. Ziedaar de vier ruiters van de moderne apocalyps. Met op de achtergrond de vijfde: allesvernietigende oorlogen.
Het door menselijk – speciesistisch, koloniaal, patriarchaal en wit-suprematistisch, industrieel, agrarisch, technocratisch, militaristisch, winstgericht kapitalistisch – toedoen op hol geslagen klimaat, met nu al de zekerheid dat de temperatuurstijging eerder drie of vier dan de officieel beoogde anderhalf tot twee graden zal bedragen. Het kunnen er zonder al te veel extra moeite trouwens ook vijf of zes worden.
Ik hoef de gevolgen niet gedetailleerd uiteen te zetten. Grote steden die in zee verdwijnen; landbouwproductie die instort doordat iedere regelmaat in weersomstandigheden zoek raakt; verdwijnende gletsjers en poolkappen waardoor licht niet meer door witheid wordt weerkaatst maar door donkere wateroppervlakken wordt geabsorbeerd waardoor de broeikas nog wat sterker wordt en gletsjers en ijskappen nog wat sneller kunnen smelten; verdwijnende permafrost waardoor het broeikasgas methaan vrijkomt waardoor het broeikaseffect escaleert en de permafrost nog wat sneller kan verdwijnen. Het menselijk leed dat nu al het gevolg is van de klimaatramp, is al immens. Wat er nog aan komt op dat gebied, is niet te overzien. En dat is nog alleen maar het menselijk leed. Diersoorten verdwijnen in hoog tempo – hetgeen niet alleen een ecologische ramp is die op mensen terug slaat, maar ook een morele ramp. Ook niet-menselijke dieren lijden, en uitsterven houdt ook daadwerkelijk sterven in.
Hier vindt niet alleen een ramp plaats, maar een misdaad
En dat is dan enkel nog het klimaat. Daar kunnen we allerlei vormen van vervuiling en vergif aan toevoegen, van het alomtegenwoordige plastic via overvloedige stikstof en fosfaat, tot en met allerhande bestrijdingsmiddelen. Die dragen bij tot het hierboven al aangestipte uitsterven van soorten. Het is een uitsterven door, wederom, menselijk toedoen, vanuit datzelfde systeem waarvan ik de diverse brute dimensies hierboven al aanduidde. Er is wel gezegd dat ‘extinction’, uitsterven, niet de goede term is: we kunnen beter van ‘extermination’, uitroeiing, spreken. Dat klopt. Het ‘gebeurt’ niet zomaar, het wordt ‘gedaan’, en er zijn niet alleen slachtoffers, maar ook daders en medeplichtigen. Hier vindt niet alleen een ramp plaats, maar een misdaad.
Wie denkt dat de menselijke ‘beschaving’ ongestraft driekwart van de planten- en diersoorten uit kan roeien, wie denkt dat dit mogelijk is zonder dat mensen daar rampzalige gevolgen van ondervinden… die leeft in illusies. De immoraliteit van het grote uitroeien gaat samen met een onontkoombare logica: de menselijke soort zal de dans niet zomaar ontspringen. Of de menselijke soort ook tot de uitstervende diersoorten zal gaan behoren, staat nog niet vast, al worden de vooruitzichten met het jaar ongunstiger. Dat zeer veel exemplaren van die menselijke soort aan de ramp-annex-misdaad gaan bezwijken, staat vast. Dat proces is al lang gaande.
Sociale desintegratie, moet ik dat toelichten? Ik doel hier op de gevolgen van decennia lang voortwoekerend neoliberalisme, waarin alles en iedereen ten behoeve van de winst tot handelswaar is gemaakt, tenzij het de status van afval heeft gekregen. Handelswaar: dat zijn niet alleen de spullen in de supermarkten, maar ook de diensten in de maatschappij: zorg, onderwijs, openbaar vervoer. Handelswaar: dat zijn al die personeelsleden van de kapitalistische economie die we vroeger het vertrouwde etiket ‘de arbeidersklasse’ opplakten. Afval: dat is niet alleen het eten dat we weggooien. Dat zijn ook wijzelf, bezien vanuit ‘de economie’, zodra we niet productief genoeg zijn om winstgevend te worden benut door bedrijven en ondernemers en autoriteiten. Dat overbodige menselijke afval kan worden doorgedraaid in de vleesmachines die we ‘oorlog’ noemen. Het menselijk afval kan wegrotten in de macabere wildernissen die we ‘steden’ noemen. Voor wie de status van afval of handelswaar afwijst en rebelleert, of zelfs maar aan de voorwaarden – lonen, prijzen, huren – tornt waaronder mensen hun status van afval of handelswaar kunnen ‘genieten’, geldt: weet wat je te wachten staat! Politiestaten, al dan niet in democratische pretverpakking, zorgen ervoor dat de angst er goed in gehouden wordt.
Dat brengt ons bij de vierde dimensie van de reëel bestaande dystopie: de opkomst van radicaal rechtse, fascistische of van fascisme doortrokken regimes. Om de winstgevende milieudestructie door te zetten en sociale desintegratie te bedwingen grijpen regeerders naar autoritaire beheersing. Om de revolte die in de woede wortelt van mensen, hetzij als afval hetzij als handelswaar behandeld, te bedwingen of zelfs preventief te smoren, komen regeringsvormen op waarin sterke mannen domineren, politieapparaten vrijwel kunnen doen wat ze willen, formeel beleden mensenrechten steeds openlijker aan militaire en politionele laarzen worden gelapt. De VS stopt migrantenkinderen in kooien. De EU laat migrantenfamilies verzuipen. China past gelijkschakeling toe op Oeigoeren door ze in heropvoedingskampen te gooien. Chili is het folteren van demonstranten in ere aan het herstellen.
Niemand kijkt er nog van op dat demonstraties uit elkaar worden gedreven met traangas en rubber kogels. Niemand kijkt er van op als daarbij doden vallen. Niemand staat er bij stil dat dit net zo goed gebeurt in staten met een democratisch gekozen parlement en een meerpartijenstelsel als in openlijke dictaturen. Frankrijk treedt niet opvallend minder hardhandig op tegen haar Gele Hesjes dan Chili tegen haar jeugdige demonstranten, en beide staten gaan door voor democratisch. Trump is niet hetzelfde als Kim. Nog niet. De verschillen worden echter kleiner, niet groter. Democratie als regeringsvorm – toch al nooit een bevredigend ideaal – stelt steeds minder voor. Democratie als façade is wat resteert, in een wereld bestuurd door al dan niet gekozen autocraten.
Fascisme in de klassieke vorm van een nationalistisch en racistisch terreurbewind onder een verheerlijkte potentaat, gebouwd op paramilitaire massabewegingen die elk vertoon van onafhankelijke activiteit van onderop verpletteren en iedereen die niet bij ‘Het Volk’ hoort, gewelddadig uitsluiten of erger… dat zien we vooralsnog niet veel. Maar elementen ervan manifesteren zich steeds meer. De VS is geen klassieke fascistische staat. Maar de VS wordt wel bestuurd door iemand met klassieke fascistische leiderstrekjes en met machtsmiddelen en demagogie die nauw aan dat klassieke fascisme verwant zijn. Trump is exemplarisch voor een wereldwijde trend.
Klimaat- en milieurampen, sociale desintegratie en autoritaire regimes: dat zijn vier ingrediënten van een dystopische toekomst die lang niet enkel toekomst is. Rond dit alles woedt de kapitalistische concurrentie: wie rooft welk deel van de planeet leeg, welke heersers mogen welk deel van de mensheid tot handelswaar en afval degraderen, klimaat en milieu verwoesten voor maximale winst? Dit soort conflicten kunnen worden ingekleed als godsdienstoorlog, als nationale strijd, als oorlog tegen terrorisme. Maar kern is de kapitalistische rivaliteit, en de gevolgen zijn bloedig. Tot nu toe zijn regeringen en hun militaire apparaten niet overgegaan tot het gooien met kernwapens. Tot nu toe. Intussen beschikken ze over ruimschoots voldoende wapentuig om te gebruiken – en dat gebruiken ze dan ook. Oorlog en oorlogsdreiging komen nog eens bovenop de vier andere rampen – klimaat, vergif, desintegratie en onderdrukking. Vijf ruiters van de apocalyps dus, geen vier.
Dystopie als mentaliteit
Tot zover de eerste dystopie: de beklemmende realiteit. De tweede dystopie dragen we in onze hoofden en harten mee, in de vorm van demoralisatie en depressie, cynisme, nihilisme, algeheel pessimisme. Die houding – laat ik hem de dystopische mentaliteit noemen – is logisch, tot op zekere hoogte. Maar deze houding verergert tegelijk de realiteit en belemmert onze inzet. Het is alsof we, uit ongeloof de grote rampen nog te kunnen keren, ook niet meer geloven in onze capaciteiten om die dingen te doen die nog wel tot onze mogelijkheden behoren: schadebeperking, en het scheppen van voorwaarden om de onvermijdelijke catastrofes ten minste zo goed mogelijk te doorstaan.
De dystopische mentaliteit is voor een deel een product van de dystopische realiteit: dystopie twee wortelt in dystopie één. Wie de hierboven geschetste rampzaligheden tot zich door laat dringen, wie tegelijk ziet hoe weinig blijvend resultaat strijd van onderop, anarchistisch, autonoom en aanverwant verzet, daartegen heeft uitgericht… die wordt onvermijdelijk minder optimistisch. Ieder geloof in een ‘goede afloop’ legt het af tegen de vijf aangalopperende en door niemand effectief bestreden apocalyptische ruiters. Word maar eens niet pessimistisch als je het nieuws rond klimaat en milieu volgt! Word maar eens niet cynisch als je ziet hoe overal de grootste gewelddadige schreeuwers de regeringsgebouwen binnen treden, beginnen te twitteren en erger! Sterker nog: je mag je afvragen of je een gegronde scepsis dat dit allemaal nog een beetje goed af gaat lopen, wel ‘pessimisme’ moet noemen. Zulke scepsis getuigt eerder van verstandige realiteitszin.
En alle protestgolven van de laatste tientallen jaren hebben noch het neoliberalisme weten te breken, noch de milieuverwoesting een halt weten toe te roepen, noch de klimaatramp wezenlijk weten af te remmen, noch de opmars van rechtse regimes de weg weten te versperren. Tegen openlijke nazi’s weten antifascisten soms nog wel een redelijk effectieve vuist te maken. Maar tegenover Wilders en Baudet, hun internationale voorbeelden en geestverwanten is een andere aanpak nodig. Hun opmars gaat vrijwel onbelemmerd verder. Heeft iemand enig idee? Ook oorlogen blijven effectief onweersproken. Waar waren en zijn de grootschalige en effectieve protesten tegen de oorlog in Jemen? Er zijn slechtere redenen denkbaar om, heel realistisch, buitengewoon somber te worden.
Maar die realiteitszin vertaalt zich nogal eens in een ‘waar is het allemaal goed voor?’-houding. Die maakt de zaken erger, niet beter. We demonstreren intussen wel, we voeren actie. Maar het is alsof we dat doen omdat het nu eenmaal is wat we doen, omdat het zo hoort… en niet omdat we denken dat het iets uithaalt. Het nare is, dat het vaak inderdaad niets uithaalt. Het nare is echter ook dat, als we dat besef verinnerlijken, als we er al van uitgaan dat wat we doen amper resultaat zal hebben, we onze scherpte dreigen te verliezen. We laten dan immers een criterium los dat we, juist nu, zo hard nodig hebben: wat is effectief? Wat werkt? Wat heeft nut? Als alles al verloren is, zijn die vragen zinledig. Maar waarom voeren we dan nog strijd? Voor ons plezier? Ik ben er niet op tegen, maar ik zie al te vaak dat in de plichtmatigheid van ons verzet het plezier nogal eens ontbreekt. Voeren we actie als bevestiging van onze overtuiging? Hebben we iets te bewijzen dan? Naar wie?
De dystopie krijgt hier bijna het karakter van een troostrijke zekerheid
De dystopische mindset heeft een hiermee verbonden gevolg. Als er ergens eens wel successen worden behaald, miskennen we dat nogal eens. Alsof het niet waar is, alsof het er niet toe doet, want we hebben nu eenmaal onszelf ingesteld op nederlaag en catastrofe, en daar passen succesverhalen niet in. De dystopie krijgt hier bijna het karakter van een troostrijke zekerheid: alles gaat mis, maak je maar niet druk. Een succesvolle opstand – hoe gedeeltelijk het succes ook is – staat haaks op deze zekerheid, en prikkelt tot de gedachte: kan er dan toch nog iets? Als het antwoord op die vraag ‘ja’ is, dan noodt dat tot activiteit en creativiteit. Dan dienen we onze passiviteit af te schudden – en daarmee de gegroeide vastgeroeste zekerheden van onze dystopische visioenen. Dat doen we niet altijd graag. Dus vinden we wel een reden om een succes geen succes te noemen en een overwinning tot schijnoverwinning uit te roepen en onze mentale opiumschuiverij voort te zetten in de duisternis van onze dystopische kelders.
Dat mag van mij anders. In deze dystopische wereld wordt nog steeds – de laatste maanden in toenemende mate – gerebelleerd. Een opstand tegen IMF-beleid in Ecuador. Een revolte getriggerd door hogere OV-prijzen in Chili. Enorme demonstraties en blokkades door enorme menigten in Libanon, als antwoord op een belasting op WhatsApp-gebruik. Dit alles in de maand oktober van 2019.
Deze opstanden brachten tot nu toe – op het moment dat ik dit schrijf – nog geen regeringen ten val. Ze wierpen nog geen staat omver. Tot zover het dystopische gelijk. Maar alle drie de opstanden leidden vrijwel ogenblikkelijk tot toegevingen van de machthebbers. Het bezuinigingspakket in Ecuador ging onder druk van de protesten van tafel. De Chileense regering trok de OV-prijsstijging vrijwel meteen in. Die WhatsApp-belasting werd geschrapt op dezelfde dag dat ze werd ingevoerd, zo geschrokken was de regering van de furie op de straten van Libanon. In Ecuador keerde de rust terug nadat de regering had toegegeven. In Libanon en Chili ging de strijd onverminderd door na de regeringsconcessies.
Machthebbers voelen de druk van onderop wel degelijk, en ze regeren met angst en schrik. Daarin zit een les verborgen. En die les is niet: strijd is zinloos, want we verliezen toch. De les is eerder een bevestiging van de kracht van harde, omvangrijke directe actie en confrontatie, van veralgemeende ongehoorzaamheid, die onmisbare wapens uit het anarchistische arsenaal.
Het gaat hier om zeer gedeeltelijke overwinningen, schadebeperking, eerder dan doorslaand succes. En de prijs ervoor – in termen van gewonde, gedode en opgepakte actievoerenden – is hoog. Maar in de huidige fase van internationale strijd zijn complete nederlagen bijna net zo zeldzaam als complete overwinningen. De dystopische realiteit is daarmee niet weerlegd. De dystopische mentaliteit miskent echter maar al te makkelijk de waarde van het beetje succes dat onderdrukten met strijd weten te behalen.
De grote omverwerping van het kapitalistische systeem met al haar gewelddadige dimensies is hiermee helemaal niet gegeven. Maar een furieuze en actieve vijandigheid jegens dat systeem in al haar aspecten helpt al om de schade die het systeem aanricht, te beperken en daartegenover iets van menselijkheid, waardigheid en leven overeind te houden. Daar ligt een goede reden om niet op te geven, en de dystopische mentaliteit te weerstreven en te doorbreken.
We weten niet of we het systeem wereldwijd kunnen verslaan. Kansrijk ziet het er niet uit. Zelfs al zou het lukken, dan erven we een kapotte planeet. Zelfs bij een succesvolle antikapitalistische en antihiërarchische omwenteling zijn de vooruitzichten vrij somber. Dystopisch blijft ons vergezicht. Veel groter is de kans op reeksen van ineenstortingen waarin voorzieningen wegvallen, elektriciteit het niet meer doet, de geldautomaat geen geld meer geeft en de regering buiten gewelddadige ‘ordehandhaving’ zelfs niet meer de schijn van ordelijk samenleving kan garanderen. Wat je nu al ziet na grote overstromingen en dergelijke – overstromingen die precies ook onderdeel zijn van de aanzwellende catastrofe. Wat dan?
Dan zijn we op onszelf aangewezen – en op elkaar! De ontwikkelingen kunnen twee soorten kanten op. Gewapende groepen die gemeenschappen beschermen in ruil voor vormen van dwangarbeid of spullen: protectiegeld of iets dergelijks. Afpersing, kern van de klassenmaatschappij. Gewapende groepen die daarmee een soort van staatsmacht vestigen of voortzetten. Gewapende groepen die ongetwijfeld slaags raken met elkaar over welke bende welk deel van planeet en bevolking mag domineren, terroriseren en exploiteren. Een nieuwe orde die uit de ruïnes van de oude opstijgt en er feitelijk een rommelige, kleinschaliger variant van is. Dat is een scenario.
Maar buren zullen elkaar ook daadwerkelijk gaan helpen. Mensen zullen snappen dat ze de schaarse bestaansmiddelen beter kunnen delen dan er ruzie over gaan maken. Mensen zullen vormen van zelfvoorziening ontwikkelen: je moet toch eten, ook nadat je samen met de hele buurt de supermarkt hebt geplunderd en de voorraden op zijn. De vorming van netwerken en kleine gemeenschappen die zelfredzaamheid combineren met wederzijdse ondersteuning, dat is een ander scenario. Dat staat dus haaks op het scenario van afpersingsbendes die zich een weg naar de staatsmacht schieten.
Zo leuk is het niet om alleen maar veilig te kunnen zijn door je te laten afpersen
Welk scenario zal het winnen? In de huidige wereld, door rechts en hiërarchisch denken en doen gedomineerd, zou je zeggen: het eerste. De grap is echter dat, juist in noodsituaties, de tweede werkwijze een grote aantrekkelijkheid bezit. Zo leuk is het niet om alleen maar veilig te kunnen zijn door je te laten afpersen. En burenhulp is nog altijd een vrij wijdverbreid concept dat juist in tijden van ineenstorting haar waarde kan bewijzen.
De grap is ook dat we de kansen dat scenario twee – veralgemeende burenhulp, in gemeenschappen van gelijkwaardige, elkaar over en weer helpende mensen – kunnen beïnvloeden. Nu al. Samenwerken kun je leren. Samen je voedingsmiddelen verbouwen kun je leren. Samen beslissen over de gang van zaken kun je leren. Rekening met elkaars behoeften en verlangens houden kun je leren. Delen kun je leren. Het zijn de principes van vrijwillige samenwerking en wederzijdse hulp die hier van toepassing zijn en hun waarde kunnen bewijzen. Er is een maatschappijkritische stroming die deze principes propageert en in de praktijk probeert te brengen. Anarchisme, zo heet die stroming.
Hier ligt dus een anarchistisch antwoord op zowel de dystopische realiteit als op de dystopische mindset die ook veel anarchisten zich hebben eigen gemaakt. Of we die prachtige en noodzakelijke revolutie gaan bereiken is twijfelachtig. Dat een geslaagde revolutie op tijd komt om de dystopie af te wenden is helemaal niet aannemelijk. Maar hoe meer we er in slagen in het hier en nu vrijwillige samenwerkingsverbanden te ontwikkelen, praktijken van onderlinge ondersteuning en van vrij samenleven op gang te krijgen, hoe beter en zelfs prettiger we de dystopie-in-ontwikkeling kunnen doorstaan. In zekere zin is die betere wijze van samenleven de revolutie.
En wat is deze vrijwillige samenwerking van gelijkwaardige mensen anders dan het aloude anarchistische visioen? Voor die revolutie blijven we wat mij betreft intussen vechten: de vrijheidsdrang hangt ten diepste niet af van de kansen op algeheel succes. Maar bij die revolutie hoort onverbrekelijk ook de ontwikkeling van deze wederkerigheid en vrijwillige samenwerking. Zonder illusies, te midden van de dystopie: de anarchie!