De laatste jaren zijn de utopieën, schema’s, blauwdrukken en Grote Verhalen over een beter economisch en maatschappelijk systeem nagenoeg verdwenen. Daarvoor zijn vooral pessimistische dystopische verhalen in de plaats gekomen, naast veel fragmentatie. Nu is er een mooi boek verschenen dat dit uitdiept en problematiseert, en dat wijst op de uitzonderlijke voorbeelden die er wél zijn.
Anarchistische economische dromen
In het nabije verleden hebben sociale bewegingen en linkse revolutionaire stromingen altijd uitgewerkte ideeën gekoesterd over een toekomstige rechtvaardige samenleving. De utopie van een mogelijke toekomst was een vast onderdeel van het actie-repertoire van de stroming. Al waren er natuurlijk grote verschillen in de mate van dogmatisme waarmee het gemeenschappelijke ideaal uitgevent werd.
Ook anarchisten hebben altijd met utopische verhalen op het gebied van rechtvaardige economieën gewerkt. Soms ontwikkelden ze zeer ver uitgewerkte modellen en blauwdrukken. Proudhon was er misschien de uitvinder van, en anders zeker wel Fourier. Maar ook in de Nederlandse beweging speelden dergelijke theorieën een belangrijke rol. De Nederlander Christiaan Cornelissen bijvoorbeeld schreef begin 1900 het boek Op Weg Naar een Nieuwe Maatschappij, dat ook in het Frans vertaald werd. Daarin wordt niet alleen beschreven hoe de macht veroverd kon worden, maar ook hoe vervolgens een nieuwe maatschappij kon worden ingericht. Toppunt van libertair-communistische blauwdrukken is wellicht Diego Abad de Santillán’s, Economische Organisatie van de Revolutie. Dit boek kwam uit vlak voor de Spaanse Revolutie in 1936 losbarstte. Maar minstens zo belangrijk is dat het ook in Nederlandse vertaling werd uitgegeven, in 1937 bij de VAU (Vereniging Anarchistische Uitgeverij). Het is een blauwdruk in de ware zin van het woord, met een plan voor elke economische sector, tot aan de glas- en aardewerkindustrie toe.
De anarchisten hadden natuurlijk met een gigantisch dilemma te maken nu ze snapten dat je geen staat, geen centrale hiërarchie aan de macht mocht helpen om de post-revolutionaire economie te organiseren. De Santillán komt daarom terecht bij een radensysteem, zoals eerder uitgeprobeerd werd bij de radenrepublieken in Duitsland in de nadagen van de Eerste Wereldoorlog. Hij was ook zeer onder de indruk van de theoretische werken van Gustav Landauer, een van de leiders van de Münchense Radenrepubliek, die bij het neerslaan ervan in 1919 om het leven kwam.<em>De AS</em>, #113 op tijdschrift-de-as.nl.
De dogmatische omgang met modellen komt in anarchistische kringen vaak op grote kritiek te staan
De dogmatische omgang met modellen, die in marxistische kringen vaak heerst, komt in anarchistische kringen vaak op grote kritiek te staan. Daarom heeft de belangrijke Italiaanse anarchistische ‘organizer’ Malatesta liever een wat hij noemt ‘methode’ voor een anarchistische economie dan een ‘model’. De methode bestaat eruit dat, liefst na de revolutie, die de ruimte ervoor schept, alle onderdelen van het maatschappelijk leven in goed overleg worden bekeken en hervormd. ‘En bij elk probleem zouden [anarchisten] de oplossingen moeten verkiezen die niet alleen economisch superieur zijn, maar ook voldoen aan de behoefte aan gerechtigheid en vrijheid en de weg openlaten voor toekomstige verbeteringen.’ In een vorig nummer van Buiten de Orde werd dit uitgebreider uit de doeken gedaan.‘Malatesta’s methode voor een anarchistische economie’ op globalinfo.nl.
De Santillan was goed bevriend met Malatesta en ze hadden publieke discussies over de verschillen en overeenkomsten van hun visies. De vraag is overigens of de fragmentatie van tegenwoordig niet het product is van de ‘methode’ die Malatesta propageert.
Sciencefiction
Maar de werken hierboven zijn van lang geleden. Tegenwoordig heerst vooral het sjibbolet There Is No Alternative (TINA): denk niet dat het anders kan dan de neoliberale wanorde van nu. Wees blij met je onderdrukking en uitbuiting, want het kan alleen maar slechter worden. Economic Science Fictions is een boek met hoofdstukken door verschillende auteurs. Zij hebben gemeenschappelijk dat ze het belangrijk vinden verhalen te ontwikkelen die breken met het ‘kapitalistisch realisme’. De term ‘kapitalistisch realisme’ is van de Britse theoreticus Mark Fisher, die in 2009 het boek Capitalist Realism: Is There No Alternative? uitbracht. Volgens hem was de macht van het huidige systeem er niet zozeer op gebaseerd dat ze probeert mensen achter zich te krijgen. Feitelijk creëert ze voortdurend het bewustzijn dat het echt niet anders kan. Het was onmogelijk, of die overtuiging werd er althans ingestampt, zich een ‘coherent gemeenschappelijk alternatief’ voor te stellen.
In het boek Economic Science Fictions vragen de schrijvers zich af hoe het komt dat deze overtuiging zo alomvattend geworden is en hoe we daaraan kunnen ontsnappen. Als kapstok is de sciencefiction-cultuur genomen, die immers vaak plek heeft geboden aan fantasieën over toekomstige werelden. Dat levert natuurlijk spannende verhalen op, want hoe vaak lezen we economische analyses SF-verhalen? Meerdere auteurs hanteren trouwens de voor de hand liggende, maar toch mooie aftrap dat het kapitalisme zelf, en dan met name zijn neoliberale variant, een en al sciencefiction is. Het is vooral een verzinsel, een constructie die een werkelijkheid moet verhullen die in niets op dat verhaal lijkt en vaak zelfs het tegenovergestelde ervan is.
Ze hebben oog voor het belang van de verbeelding
Maar zoals Mark Fisher (die kort voor het verschijnen van het boek zelfmoord pleegde) in het voorwoord stelt: ‘Capital’s science fictions cannot simply be opposed; they need to be countered by economic science fictions that can exert pressure on capital’s current monopolisation of possible realities. (De sciencefiction van het kapitaal kan niet zomaar worden bestreden; er moet economische sciencefiction tegenover worden gesteld, die druk kan uitoefenen op de huidige monopolisering van mogelijke realiteiten door het kapitaal.) Science fiction is dus nodig om ons te laten denken over een andere toekomst, en om zelfs de instrumenten te bedenken (techniek, andere vormen van geld of ruil, et cetera) en de omgangsvormen die nodig zijn. En daar gaan verschillende schrijvers op in. Sommige leggen daarbij de nadruk op een mogelijke toekomstige economie, andere meer op de technische ontwikkelingen. Maar bijna allemaal hebben ze oog voor het belang van de verbeelding, voor de cultuur die de verhalen uitdragen. Dit is ook helemaal in lijn met Mark Fisher zelf, die wereldbekend werd met zijn cultuurpolitieke analyses op zijn blog K-punk.Darran Ambrose, ed., <em>K-punk: The Collected and Unpublished Writings of Mark Fisher</em> (2004-2016) (Repeater Books, London 2018).
En dus vanuit het besef dat de kapitalistische hegemonie niet alleen het gevolg is van ‘pure macht’ en propaganda, maar voor een groot deel geproduceerd wordt in de maatschappij zelf en – zoals we in sommige bijdragen kunnen lezen – zelfs met actieve medewerking van de slachtoffers. Of zoals Mark Fisher het in Capitalist Realism zegt: ‘Capitalist realism as I understand it cannot be confined to art or to the quasi-propagandistic way in which advertising functions. It is more like a pervasive atmosphere, conditioning not only the production of culture but also the regulation of work and education, and acting as a kind of invisible barrier constraining thought and action’. (Het kapitalistisch realisme, zoals ik het begrijp, beperkt zich niet tot de kunst of tot de quasi-propagandistische manier waarop reclame functioneert. Het is vooral een alomtegenwoordige sfeer, die niet alleen de productie van cultuur, maar ook de regulering van werk en onderwijs conditioneert, als een soort onzichtbare barrière die het denken en handelen bepaalt.)
Populaire cultuur
Dit betekent dus ook dat de alternatieve economische sciencefiction ook en vooral in de populaire cultuur gecreëerd moet worden; films, literatuur en muziek moeten een andere toekomst schetsen dan die nu die door het kapitaal wordt gecreëerd. Dat is niet makkelijk, omdat hetzelfde kapitaal alle onderdelen van het leven, en zelfs onze (angst)dromen heeft bereikt. Mark Fisher was niet voor niets een groot liefhebber van weirdo-muziek, met name van The Fall.
Eén van de hoofdstukken is van Laura Horn, die enkele jaren geleden nog onder precaire omstandigheden economie doceerde aan de UVA, maar naar Denemarken moest verhuizen om aan de bak te komen. Ze beschrijft een aantal recente, populaire sciencefiction films en boeken, waarin multinationals alle macht hebben veroverd. Ze constateert dat het lijkt of al die films een kritische boodschap verkondigen, maar eigenlijk schetsen ze vooral een beeld van een onoverkomelijke toekomst. Ze beschrijft vervolgens een aantal sciencefiction werken die een wereld zonder bedrijven schetsen, voorop Ursula LeGuin en de Mars Trilogie van Kim Stanley Robinson.
Owen Hatherley beschrijft in zijn hoofdstuk ‘Prefabricating Communism’ hoe in de Russische planologie en stedenbouw futuristische ideeën een rol speelden bij de poging om na 1917 een nieuwe maatschappij te vormen. Je leest en ziet – het verhaal is geïllustreerd met veel foto’s – hoe daarbij is geprobeerd van bovenaf en door middel van architectuur en planologie meer gelijkheid te scheppen en hoe dat fout ging, maar toch van alles heeft opgeleverd waarvoor achteraf geen oog meer is. We zien alleen de lelijke betonbouw, maar niet de bibliotheken en crèches die daarin ook gevestigd werden. En hoe vervolgens het kapitalisme weer toeslaat en een enorme ongelijkheid produceert, maar architectonisch geen enkel verschil oplevert.
Een andere auteur, Miriam A. Cherry, gaat in op het verzet tegen de heersende technologie en pakt daarvoor de geschiedenis van de luddieten op. Zij probeerden zich aan het begin van de industriële revolutie in Engeland te verzetten tegen de invoering, door hun ‘werkgevers’ van machines die hun werkomstandigheden aantastten. Geheel in lijn met de vorm van het boek zet Cherry haar beschrijving van hun geschiedenis door tot in de toekomst. De luddieten van 1810 bleken helemaal niet te zijn verslagen of verdwenen, maar waren ondergronds gegaan om uiteindelijk de onwerkbare kapitalistische realiteit te verdringen. Het hoofdstuk eindigt in het jaar 2342, als er voor het eerst sinds eeuwen weer een interstellair conflict ontstaat omdat ergens achter de planeet Mars een stel ‘hoarders’ (nazaten van de weggejaagde oprichters van de Property First Party) toch nog mensen in loondienst blijken te hebben, die door de trans-galactische raden van luddieten aangepakt moeten worden.
* William Davies ed., Economic Science Fictions (Goldsmiths Press, London 2018)