Toxische normaliteit en validisme binnen de beweging

Karlijn schrijft over de onderdrukking die uitgaat van ‘normaliteit’ in de samenleving en de anarchistische beweging. Hoe leidt een negatieve stereotypering van neurodiversiteit nog altijd tot buitensluiting en wat kunnen we daar aan doen?

We groeien op in een samenleving waarin de media (de voornaamste producenten en doorgeefluiken van de dominante opvattingen) validistische opvattingen propageren. We vinden het normaal dat er meer te halen valt voor mensen die ‘fit’, ‘gezond’ en neurotypisch ‘normaal’ zijn: meer baankansen, meer inkomen, meer spreektijd, meer geloofwaardigheid, meer huisvestingskansen, meer kansen op het gebied van informele relaties. We vinden het normaal te leven in een samenleving waarin iedereen die te veel afwijkt van het slecht gedefinieerde, doch machtige ‘normaal’, zich volledig dient aan te passen – en anders een individueel ‘probleem’ heeft. Validisme is ontzettend wijdverbreid, en al eeuwenlang in leven gehouden. Het is daarom niet verbazingwekkend dat dit systeem van onderdrukking ook te vinden is binnen onze sociale bewegingen: de brede anarchistische en de links-radicale hoeken. Nieuw bewustzijn over validisme en toxische normaliteit als vorm van onderdrukking kan ons een weg naar verbetering tonen.

De solidariteit tussen mensen met een vorm van anders zijn is hoog nodig

Sanisme

Voordat ik daarop verder inga, wil ik eerst nog stilstaan bij een specifieke vorm van onderdrukking waar ikzelf veel mee te maken heb: sanisme. Dat zouden we kunnen zien als een subvorm van validisme, hoewel daar nog veel controverse over is. Sanisme gaat over het als minderwaardig voorstellen, stigmatiseren en discrimineren van mensen die neurodivers zijn door een zijnswijze die in de dominante opvattingen een ‘psychiatrische conditie’ heet. Het woord ‘sanisme’ is afgeleid van het Engelstalige ‘sane’. Het wijst hiermee op het als superieur voorstellen van alles wat ‘sane’ is boven dat wat ‘insane’ is. Er wordt een hele discussie gevoerd over de vraag of sanisme daadwerkelijk een onderdeel is van validisme, omdat sommige ‘psychiatrisch’ neurodiverse mensen zich niet wensen te definiëren als ‘mensen met een beperking’. Zelf poog ik hier niet die discussie te beslechten. De vraag is ook of wij dat moeten willen op dit moment. De solidariteit tussen mensen met een vorm van anders zijn is hoog nodig, ongeacht de vraag of dit anders zijn door de samenleving wordt beantwoordt met een psychiatrisch etiket of niet. Deze solidariteit vraagt wél dat we oog hebben voor de verschillende ervaring van deze twee categorieën afwijkenden-van-normaal. Maar dit is iets anders dan ons willen distantiëren van de andere categorie.

Geen ‘ziekte’, maar een manier van bestaan

Te vaak wordt de strijd tegen validisme en sanisme door buitenstaanders gereduceerd tot een gezondheidsthema. Begrijp onze ‘ziekte’ of ‘gezondheidsconditie’ beter, bied ons betere ‘zorg’, en hou er rekening mee dat niet iedereen zo ‘gezond’ is als de ‘normale mens’. De strijd tegen sanisme zou alleen gaan over de vraag of diagnoses wel tot compassievolle hulpverlening leiden, en tot meer patiëntautonomie in het kiezen of weigeren van medicatie. Maar dat is het niet. De strijd is dieper, breder, fundamenteler, en veel meer intersectioneel, grijpt veel meer in op kwesties waarin juist anarchisten al langer strijden: hiërarchie, objectivering, staatsmacht en kapitalisme.

Mijn eigen gepsychiatriseerde conditie zie ik bijvoorbeeld niet als ziekte, als iets wat genezen moet worden, als het lage startpunt van een bergopwaarts fasenproces dat ik moet doorlopen richting een geïdealiseerd ‘normaal’. Ik zie het als een manier van bestaan, zoals de filosoof Awee Prins zo mooi stelde in zijn artikel in Trouw, vorig jaar.A. Prins, ‘Een psychiatrisch patiënt wordt nooit meer de oude’, Trouw, 19 januari 2019. Awee Prins, zelf ook ervaringsdeskundige, juicht de Herstelbeweging toe. Maar het doel – beter worden – niet. Mensen zijn ‘sociaal onhandig’, excentriek, ‘anders’, spreken ‘opvallend langzaam’ of juist ‘te snel’. Af en toe ben ik ineens in paniek en wil ik me het liefst op de grond werpen en het uitschreeuwen.

In een anarchistische verhandeling over validisme staat geschreven dat ‘een beperking geen inherent kenmerk is van iemands lichaam of geest, maar een resultaat van socioculturele dynamieken in de interacties tussen samenleving en degene met een beperking’.L. Ben-Moshe, D. Hill, A. J. Nocella, & B. Templer, ‘Dis-abling capitalism and an anarchism of “radical equality” in resistance to ideologies of normalcy’, Contemporary Anarchist Studies. An Introductory Anthology of Anarchy in the Academy (2009) 13–122, aldaar 113. Vele mensen kunnen zich niet ‘handhaven’ in een maatschappij die eeuwenlang is vormgegeven zonder hen; of met hen in gestichten en in ballingschap. Om een betaalde baan te krijgen of te behouden moet jij voldoende normaliteit aan de dag kunnen leggen in jouw hele manier van presenteren. In deze neoliberale samenleving betekent geen werk steeds vaker: geen woning. Naast financiële gevolgen, heeft structureel anders zijn in je mentale functioneren ook andere gevolgen: sociale afwijzing en uitsluiting, of zelfs profilering door politie op straat. Steeds weer worden aangehouden, en als je pech hebt in tijdelijke quarantaine eindigen: een politiecel of observatiecel. Alles begeleid door personen in uniform, die de ene keer vriendelijk glimlachend zeggen dat alles goedkomt en de andere keer vanuit een angstige agressie bijna grijpen naar de politiestok (anno nu het stroomstootwapen). Je krijgt te maken met een samenleving waarin de meerderheid van de bevolking niet naast jouw categorie mensen wil wonen, omdat ze er van alles mee associeert dat je zelf ook niet naast je wenst. Dus wie ben jij om daar wat van te zeggen of tegen te doen? De associaties die mensen zich in hun hoofd halen over jouw categorie mensen, kloppen echter niet. Jazeker, sommige ‘verwarden’ veroorzaken notoire geluidsoverlast, houden buren elke nacht wakker, bedreigen je verbaal met geweld. Maar er zijn genoeg niet-verwarden die dat ook doen. Een duidelijke correlatie tussen ‘verward’/‘psychiatrisch’ en woonoverlast is nog nooit aangetoond, maar wordt steeds gesuggereerd door de media. Dus worden de ‘psychiatrisch patiënten’ en de ‘verwarden’ structureel afgewezen of met de nek aangekeken als potentiële buren.

Psychoses, paniekaanvallen, autistische kenmerken, abnormale gedragingen: het is eigenlijk heel gekunsteld om al deze uitingen te reduceren tot uitingen van een ‘ziekte’. Gelukkig wordt die notie vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw al steeds goed uitgedaagd, zoals in het werk van de filosoof Michel Foucault. Eigenlijk is abnormaliteit niet eens een individueel kenmerk. Abnormaliteit is relationeel, iets dat ‘tussen’ twee of meer personen speelt. Abnormaal kan niet existeren zonder context en degenen die daarbinnen zitten te interpreteren. In de Japanse filosofie wordt er al lang over dit ‘tussen’ geschreven (het concept ‘ma’ is hier heel belangrijk en het bijbehorende Kanji-karakter komt niet voor niks bijna overal voor in de taal). Later pakte de filosoof Hannah Arendt het ‘tussen’ op in haar verhandelingen over het ‘tussen-wezen’ ofwel ‘inter-esse’.

Het probleem zit hem in het als superieur voorstellen van het normale boven het abnormale

We kunnen dan dus niet spreken van ‘risicofactoren’ bij een ‘individu’ op ‘psychosen’, of van een ‘verward persoon’, of ‘een individu met onaangepast gedrag’. De relatie, de interactie, díe is in verwarring, onaangepast: onafgestemd. Er is één zijde – de dominante normale zijde – die besluit dat bepaald gedrag een ‘risico’ is en dús ‘risicofactoren’ kent. Er bestaan daarentegen geen risicofactoren voor normaal gedrag. Dat is een normatieve dubbele standaard die rondzweeft in een bepaalde context. Zonder die context is er geen abnormaal gedrag dat wél risicofactoren kent. De vorm die ik krijg binnen deze context – als risico, of drager van risicofactoren – kan radicaal anders zijn in een totaal anders ingevulde context, in een radicaal andere (anarchistische) samenleving. Simpeler gezegd hebben we allerlei gedragingen en zijnswijzen die daarbij horen, die pas vorm krijgen binnen een zekere ecologie van waardenstelsels, gangbare interpretaties van wat normaal is, et cetera.

In een hiërarchische samenleving is er een ‘normaal’ dat zich weigert aan te passen aan de wereld om haar heen en alles daarbinnen dwingt zich om te vormen. Degenen die aan dit bevel geen conformistisch gehoor bieden, zijn vervolgens de ‘onaangepasten’. De bron van die hiërarchie rust niet in de verzameltechnische vraag wat we allemaal definiëren als normaal en abnormaal – zoals de eerdergenoemde Foucault suggereerde. We bereiken geen emancipatie door het normaal uit te breiden of juist meer kwade handelingen vanuit de kern van de huidige orde (wereldleiders die pronken met gemoderniseerde kernwapens) dan maar ‘abnormaal’ te noemen. Het verbannen van alle structurele kwaad naar het domein der waanzinnigen, depolitiseert: verkrachters zijn misschien niet gek, maar patriarchale misogyne hufters. Waarom is misogynie volgens Wikipedia direct een ‘ziekelijke’ afkeer van vrouwen en niet een ‘seksistische’ afkeer van vrouwen, of een ‘immorele’ afkeer van vrouwen? Waarom zeggen we ‘Doe eens normaal!’ als iemand racistisch doet, en niet ‘Gedraag je eens respectvol!’ Het probleem zit hem in het als superieur voorstellen van het normale boven het abnormale. Maar een dogmatisch superieur verklaren van normaal boven abnormaal is een bron van overheersing. Als anarchisten willen we van alle vormen van overheersing af. Omdat we het normale blijven gelijkstellen aan het goede, schrijven we al het kwade ‘dan maar’ gemakshalve toe aan het domein van het abnormale.

Vervolgens rechtvaardigt dit gangbare spreken het afpakken van de bewegingsvrijheid van neurodiverse mensen die geen geweld initiëren. Of denk aan de vrijheid het eigen leven in te richten naar believen, of de lichamelijke integriteit. We hebben hier te maken met agressie, met geweldsinitiatie, geen zelfverdediging. Dat is onverminderd het geval als wordt aangenomen dat deze mensen in de toekomst wel geweld zullen gaan plegen omdát ze een ‘stoornis’ hebben, neurodivers zijn. Dit zijn discriminerende vooroordelen. Er wordt hier een aanval gepleegd op lichamen of op hun bewegingsvrijheid vanuit een discriminerende toekomstprojectie: de cliënt zal wel een mes trekken of iemand neerslaan. Angstige beelden van de toekomst hebben wel vaker heel kwaadaardige aanvallen gelegitimeerd op allerlei gemarginaliseerde groepen: op de Joden, moslims, vluchtelingen, op de zwarte Amerikaanse bevolking, op het uitgebuite precariaat als ‘gevaarlijke klasse’.

Validisme en toxische normaliteit in de beweging

Validisme en toxische normaliteit zitten ingebakken in elk element van onze samenleving. Helaas, maar ook logischerwijs, is de anarchistische beweging daar niet immuun voor. Onderdrukkende ideeën en gedragingen druppelen door naar de beweging. Gelukkig kunnen we er zelf voor zorgen dat de gangbare ideeën minder invloed krijgen op onze gedragingen en acties. Het gaat dan niet alleen over uitgesproken ideeën die makkelijk zijn aan te wijzen, maar ook over het uitdagen van gewoontes in onze interactiepatronen, groepsvorming, de fysieke infrastructuur van gebouwen, de organisatie van autonome ruimten, en de ideeën die onderliggend zijn aan veel toxische normaliteit. Dit is mogelijk geen welkome boodschap: zijn we nog steeds niet op de goede weg? Het helpt te beseffen dat het hier niet gaat om de vraag of wij goede of slechte mensen zijn. Het gaat niet om wat we willen; wat we willen kan ons juist in de weg staan. Het gaat niet om goede intenties, maar om een bepaalde bewuste houding: het bewustzijn van iemand die onderweg is. We zijn onderweg richting de anarchie, die nooit voltooid zal zijn, maar die een proces is dat continu aandacht en reflectie zal blijven vergen. Anarchisme is een bewustzijn en geen eindproduct: een oneindig proces, een onophoudelijke reis, een weg zonder einde.

Waar gaat het dan bijvoorbeeld concreet mis in de beweging? Om die vraag, waarop het antwoord nooit compleet kan zijn, te beantwoorden kan ik het beste kijken naar mijn eigen ervaringen als neurodivers persoon die poogt te navigeren binnen de beweging. Die ervaringen zullen ongetwijfeld afwijken van die van andere neurodiverse anarchisten, maar bieden hopelijk wat inzicht in enkele van de problemen.

Eerst wat context. Ik keerde terug naar een beweging in Nederland die behoorlijk was veranderd na mijn vijfjarige verblijf elders. Oude mensen waren vertrokken, groepjes uit elkaar gevallen, en de stemming was wat cynisch en terneergeslagen na wat grote klappen. Er was de post-Maagdenhuisbezetting-dip, de agressieve handhaving van het kraakverbod en de zorgelijke toename van politierepressie op anarchistische en antifascistische activisten. Ook voltrok zich in die jaren een aantoonbare stijging in extreemrechtse activiteiten. Toen ik vertrok naar het buitenland, na de zomer van 2013, was er juist een (misschien naïeve) optimistische Occupy-stemming. Nu, vijf jaren later, domineerden machteloosheid en wantrouwen.

Anarchisme is een bewustzijn dat continu aandacht en reflectie zal blijven vergen

Zelf was ik ook platgeslagen door repressie, namelijk in Duitsland door alle politiegeweld en politiestatelijke neigingen, en in de Verenigde Staten door de verkiezing van Trump en de apocalyptische post-verkiezingssfeer die heerste onder medeactivisten daar. Op die plekken was ik veel radicaler geworden dan toen ik Nederland achterliet, en ik keerde terug vol vastberaden energie. Maar ik kon die niet kwijt in een cynische beweging en belandde in een isolement. Maar de grootste oorzaak van het isolement binnen de beweging was de manier waarop er in eerste instantie werd gereageerd op mijn neurodiversiteit. Er was, naar mijn bescheiden oordeel, geen plaats voor mij in de beweging begin 2017. Ik kwam binnen bij sociale centra en infoshops met de hoop dat de anarchistische ‘scene’ en hun autonome ruimten me solidariteit en een vrijplaats konden bieden in een samenleving waar ik constant ‘verdacht’ ben. Maar ik stuitte op dezelfde soort profilering als in die bredere samenleving: ik was opnieuw ‘verdacht’, een ‘risico’. Vooroordelen en profilering alom. Mijn gedrag werd ervaren als vreemd en opvallend, en dús was ik ‘verdacht’. Er was geen plek voor een bovengemiddelde ‘social awkwardness’ die het niveau ‘alternatieveling’ ontstijgt, voor creepy-weird zonder seksueel intimiderend te zijn of agressief, of voor een complete ongevoeligheid voor sociale codes. Probeerde ik soms een soort karikaturale rol te spelen van de ‘linkse activist’? Wie was die rare onbekende eigenlijk, die hier zo uit het niets opduikt? Het was sindsdien heel moeilijk ergens tussen te komen.

In de zine ‘Was my friend a spycop?’ van undercoverresearch.net, wordt ook geconstateerd dat an odd person who doesn’t quite fit een risico loopt om verdenkingen over zich af te roepen. Aan het eind van de zine wordt het veinzen van een ‘mental breakdown’ genoemd als een mogelijke exit-strategie van een stille. De auteurs van de zine raden gelukkig aan om je niet teveel te laten leiden door dit soort signalen; om pas conclusies te trekken aan de hand van nader onderzoek. Toch blijft dit problematisch, want de factoren waarop in een nader onderzoek moet worden gescreend, komen relatief vaker voor bij neurodiverse activisten: geheimzinnigheid over de familie-achtergrond of verleden, een moeilijk traceerbaar verleden, inconsistenties in wat iemand over zichzelf vertelt. Mensen met een traumatisch verleden en PTSS-klachten houden soms bewust veel van dat verleden afgeschermd: ook daar ben ik een voorbeeld van.

Problematisch is ook de gangbare aanname dat neurodiverse mensen vatbaarder zijn voor werving als informant. Dat komt door het beeld van de ‘psychiatrisch patiënt’ als kwetsbaar, incapabel, impulsief, onbedachtzaam, slecht oordelend, onvoorzichtig. De ‘psychiatrisch patiënt’ kan niet goed instaan voor de eigen acties, laat staan dat die kan instaan voor de veiligheid van anderen. Deze praat waarschijnlijk de eigen mond voorbij ten koste van anderen. Deze voelt zich eenzaam en kletst maar al te graag met een aardige agent, uit een soort van onbevredigde praatbehoefte. De psychiatrisch patiënt zou zich sneller laten verleiden door financiële beloningen en overtuigende praatjes van de agent die informanten werft, want deze zit immers al in zo’n gemarginaliseerde positie in de maatschappij. Dat soort vooroordelen. Ik heb dit soort vooroordelen letterlijk gehoord aan tafel bij een groepje waar ik wél bij mocht horen. Die avond ging ik naar huis vol desillusie, ook al ging de bewering niet over mij maar over een ander. Ik voelde me eigenlijk niet meer veilig daar. Wat als ze erachter zouden komen hoe ‘gek’ ikzelf wel niet ben? Maar júist doordat ik ‘gek’ ben, heb ik de meest bizarre dingen meegemaakt met politie. Daardoor was ik wellicht zelfs nog voorzichtiger dan de gemiddelde activist. Maar vol desillusie kroop ik weer in mijn isolement.

In de genoemde zine staat nergens een structurele verwijzing naar de validistische cultuur binnen sociale bewegingen, als een mogelijke bron van vooroordeel om rekening mee te houden bij verdenkingen. Dat is een gemiste kans, want validisme is wel degelijk een probleem in verband met security culture. Dat dit genegeerd wordt, is geen incidenteel kenmerk van één zine. Het is een structureel kenmerk dat complete bewegingen plaagt.

Willen we ‘veilig’ zijn ten koste van alles? Natuurlijk kunnen een financieel gemarginaliseerde positie of een sociaal isolement ervoor zorgen dat iemand vatbaarder wordt voor informantenwerving. Maar we moeten er ons ook van bewust zijn dat we, door deze factoren tot ‘verdachte kenmerken’ of ‘risicofactoren’ te bombarderen, dus bezig zijn met het profileren van de meest gemarginaliseerde medeactivisten. De maatschappelijke marginalisering en vooroordelen die tegen hen bestaan in de bredere samenleving, krijgen zij nog eens gratis als een boemerang terug als zij zich willen organiseren in sociale bewegingen. We moeten heel bewuste afwegingen maken. Problematisch is dat de samenlevingsbrede veiligheidsutopische neigingen zijn doorgedrongen tot in enkele kringen van onze sociale bewegingen. Zij zijn dan niet meer bezig met wat de zine-auteurs ‘veiligheidsbewustzijn’ noemen: het willen verlagen van risico naar een wenselijk punt. Zij zijn daarentegen begonnen met een veiligheidsutopisch project: het willen uitbannen van alle risico, tegen alle kosten. Het symptoom: bij het geringste vermoeden dat iemand een ‘stille’ is of een informant, sluiten we iemand uit. Net zoals in de brede samenleving, worden degenen die het meeste afwijken van normaal ook het hardst geraakt door deze gehele risico-intolerantie.

Een ander probleem dat ik tegenkom in de beweging, is de kritiekloze acceptatie van de nooit bewezen aanname dat neurodiverse mensen gewelddadiger zijn, en minder op hun gedrag aanspreekbaar. In sommige feministische teksten wordt er geschreven met een toxisch normalistische stem die praat over de gevaarlijke psychiatrische Ander. Een voorbeeld staat in het boek Contemporary Anarchist Studies, in een anarcha-feministisch hoofdstuk over niet-autoritaire manieren om te reageren op geweld tegen vrouwen. Hersteldialogen met daders en slachtoffers zijn een prima alternatief voor het huidige strafrecht, maar kennelijk niet voor daders met ‘een onbehandelde psychiatrische ziekte’. Deze categorie zou ‘geen goede kandidaat’ zijn voor zulke ‘gesprekskringen’.E. Gaarder, ‘Addressing Violence Against Women. Alternatives to State-Based Law and Punishment’, Contemporary Anarchist Studies<em> </em>(2009) 46-56, aldaar 52. Neurodiverse mensen zien zichzelf geconfronteerd met een dichte deur wanneer zij toegang proberen te verkrijgen tot onze consensus-gedreven, horizontale herstelprocedures, waarbij de poortwachter hun toesnauwt dat ze niet welkom zijn totdat ze zich laten normaliseren middels ‘behandeling’.

Niet alleen feministische teksten maken zich hier schuldig aan. Binnen gevangenis-abolitionistische kringen wordt gehamerd op een grote groep daders die hun delict dóór hun psychiatrische ziekte hebben gepleegd, en die eigenlijk daardoor behandeling verdienen in plaats van gevangenisstraf. Laat er geen misverstand over bestaan: graag zie ik de gevangenis liever vandaag nog verdwijnen. Maar los daarvan, is er nergens bewijs voor de bewering dat een stoornis mensen structureel aanzet tot geweld. Er lijkt een sterkere correlatie te zijn met white dudeness, zoals terecht aangekaart door het anarchistische YouTube-kanaal NonCompete. Of denk aan het hebben van een hufterige mentaliteit, een egoïstische houding, patriarchale opvattingen jegens vrouwen, of misschien was het strafbare geweld een begrijpelijke reactie op een absurde en bedreigende situatie. Omwille van het afschaffen van de gevangenis, voeden de gevangenis-abolitionisten echter nu een validistische en onderdrukkende aanname: neurodiversiteit zou de oorzaak zijn van geweld, en (gedwongen) psychiatrische behandeling zou de remedie zijn.

Het klimaat binnen de beweging heeft zich geopend voor de neurodiversiteit daarbinnen

Anno 2020, drie jaar na mijn moeizame herintrede binnen de sociale bewegingen, mag ik gelukkig ook een hoopvolle constatering doen. Toen het via een goede vriend eenmaal lukte om me weer onderdeel te voelen van iets groters, ben ik begonnen met het verspreiden van bewustwording over validisme en sanisme. Het was precies het goede moment. Er borrelde al iets. Elke boekenbeurs waarop ik de Mad Pride infostand openrolde, stond er een groter aantal geïnteresseerden aan de tafel, en verdween er een groter aantal boeken, stickers en zines. De workshops hierover werden meer en meer bezocht, meerdere andere personen gingen workshops verzorgen over het thema, en dit alles ontlokte steeds meer gespreksstof. Er waren enkele anderen buiten mij die, rond dezelfde tijd, waren begonnen met dit belangrijke werk. Veel activisten hadden mentale problemen overgehouden aan de stressvolle gebeurtenissen die de beweging had ondergaan in de jaren voor 2017 – of tijdens 2017, bij het Hamburg G20 protest. Daardoor zagen meerdere activisten zich de daaropvolgende jaren geconfronteerd met een vorm van onderdrukking die zij eerder niet kenden: sanisme. Het klimaat binnen de beweging heeft zich geopend voor de neurodiversiteit daarbinnen. Er is wat dat betreft veel bereikt in slechts drie jaar tijd, en aan het begin van die vaak frustrerende bergklim had ik dit niet verwacht. Daar is ook hard voor gewerkt. Dat weet ik omdat ik aan het begin heb gestaan van dat harde werk, en ik ben ontzettend trots op de medeactivisten die daaraan hebben meegewerkt of die zich bereid hebben getoond te luisteren en te leren bij onze workshops, infostands, teksten, presentaties en wat allemaal nog meer. Ook internationaal rommelt er iets. In het Verenigd Koninkrijk zijn indrukwekkende projecten gestart en met name in Canada worden radicale teksten en collegevakken gevormd rondom het thema. Er is hoop! Maar er is ook nog veel werk aan de winkel.