Het is mij ook iets te vaak voorgekomen dat iemand theatraal een broodje met kip of iets dergelijks voor mijn neus opeet, met wat extra geluid. Erg vervelend, en niet bepaald een teken van respectvolle omgang. Omdat het toch een belangrijk discussiepunt blijft, heb ik besloten maar eens een toetsenbord erbij te pakken en mijn redenen nog eens uit te leggen.
Redenen voor het veganisme zijn er genoeg. Percy Bysshe Shelley, een dichter die bekend was met het radicale proto-anarchistische gedachtegoed van William Godwin, had het in zijn A Vindication of Natural Diet al over het feit dat het veel efficiënter zou zijn om plantenmateriaal direct te eten in plaats van eerst een dier vet te mesten. Ook stelde hij dat een plantaardig dieet vele malen gezonder is. Hij stelde bijvoorbeeld dat men veel ouder zou kunnen worden. Om zijn argument te bekrachtigen gaf hij ook aan dat mensen helemaal niet lijken op carnivorische wezens. Op de Nederlandse Vereniging voor het Veganisme zo’n tweehonderd jaar vooruitlopend stelde hij in die tekst ook een soort vegan challenge voor. Hij pleitte bij mensen van goed geweten ervoor zijn dieet een keer te proberen. Of hij inderdaad oud zou zijn geworden op zijn dieet weten we helaas niet, hij is op 29-jarige leeftijd verdronken.
Varianten van zijn redenen en argumenten horen we nog regelmatig, maar voor mij zijn ze eigenlijk nooit van belang geweest. Wel van belang, en ook hier had Shelley het al over, is het vraagstuk over hoe dieren behandeld worden. Er wordt tegenwoordig nogal wat gerept over het beter behandelen van dieren, waarbij extra sterren worden uitgedeeld aan de kip die tien dagen langer mocht leven. Vaak komt daar een variant op de zinsnede ‘respect voor het dier’ ook nog bij.
De ommezwaai voor mij kwam in november 2012. Al langere tijd zat ik met het vraagstuk vanwaar het verschil tussen mensen, die je niet mag eten, en andere dieren waarbij dat wel mag. Als we een absolute moraliteit accepteren, zoals we deze in de bijbel en de koran zien, dan kunnen we heel makkelijk zeggen dat een dier te gebruiken is. Absolute moraliteit is echter te simplistisch voor onze complexe wereld – religieuze leiders vinden het meestal ook maar lastig om zich eraan te houden, doch om andere redenen. Hoewel iedereen wel een gevoel heeft van wat we goed of verkeerd vinden blijkt het toch makkelijk om situaties te bedenken waar we het maar moeilijk mee hebben en waar verschillende antwoorden correct lijken. Dit is volgens mij een van de belangrijkste redenen dat ideologieën zo populair zijn, we kunnen ze zo makkelijk gebruiken om dingen goed te praten. Enfin, wanneer we dus accepteren dat de wereld te complex is voor absolute moraliteit dan blijft alleen een relatieve moraliteit over. Daarin kun je de keus maken dat dieren gebruiken acceptabel is, maar je moet dat ook kunnen verantwoorden.
Allerlei aspecten die we in onszelf als belangrijk of zelfs ‘menselijk’ zien, negeren we bij dieren
Verantwoorden kon ik het echter niet. Want waarom zou een koe, die even sterke moedergevoelens heeft als een gemiddeld mens, haar kind afgenomen moeten worden voor de slacht? Verschillende diersoorten blijken niveaus van intelligentie te hebben die impliceren dat de leden van die soorten zich bewust zijn van hun eigen bestaan. Pijn, genegenheid, verdriet, blijheid, het zijn allemaal emoties die we bij verschillende diersoorten lijken te zien. Wanneer het er op aan komt, blijkt dus dat de enige reden die we kunnen vinden waarom we niet-menselijke dieren op een andere manier behandelen is dat ze niet-mensen zijn. Allerlei aspecten die we in onszelf als belangrijk of zelfs ‘menselijk’ zien, negeren we bij dieren. Het is dus een gevoel van superioriteit dat we ons hebben aangemeten.
Dat we op bepaalde punten intelligenter zijn dan dieren is zeker waar, maar ook intelligentie blijkt uit verschillende aspecten te bestaan. Zo kennen we tegenwoordig het concept emotionele intelligentie, dat iets heel anders is dan technische kundigheid. De keuze om het leren van trucjes boven andere vormen van intelligentie te plaatsen blijkt voornamelijk heel gemakkelijk te zijn voor wanneer je vlees wil eten – al zijn er best wel wat trucjes in het dierenrijk te vinden die dieren leren, vaak van ouderen. Tenzij we weer terugvallen op een absolute moraliteit, is het onmogelijk om hard te maken dat een bepaalde vorm van intelligentie beter is. Ik had echter verworpen – en verwerp nog steeds – dat zulk een moraliteit bestaat. Het probleem bleef dus bestaan: hoe verantwoord ik de keuze om het moreel goed te vinden dat dieren zijn te gebruiken?
De moraliteit die voor mij werkbaar is en goed voelt, laat mij geen enkel dier gebruiken
Natuurlijk bestond vegetarisme en veganisme toen al lange tijd, en dat het een mogelijke keus was, was mij bekend. Ik wist dus dat het niet nodig is om dierlijke producten te consumeren. De oplossing bleek uiteindelijk vrij voor de hand te liggen: ik kan niet verantwoorden dat we dieren gebruiken en ik hoef het niet te doen, dus moet ik het ook niet doen. Ik ben vanaf 1 januari 2013 overgestapt op een vegetarisch dieet, en enkele maanden later op een veganistische levensstijl. Ook honing consumeer ik trouwens niet, bijen blijken immers een ontzettend complexe vorm van socialiseren te hebben. De moraliteit die voor mij werkbaar is en goed voelt, laat mij geen enkel dier gebruiken. Huisdieren vind ik een moeilijk punt. Ik ben opgegroeid met twee geweldige golden retrievers en zou best weer een hond in huis willen hebben, maar tegelijkertijd heb ik vraagtekens bij de manier waarop een huisdier toch een soort eigendom is. Door een vrij harde lijn te nemen ontzeg ik mezelf misschien trouwens wel pleziertjes waar de dieren in kwestie helemaal geen probleem mee hebben, maar ik doe er in ieder geval geen kwaad mee. Uiteindelijk is een deugdelijk leven volgens mij het grootste plezier, als je die deugdelijkheid maar niet door een ander laat bepalen.
De achterliggende gedachten van mijn keuze hebben mij ook anders naar dieren laten kijken. Bijvoorbeeld, voorheen vond ik het vervelend om in de buurt van duiven te zijn, die overal maar heen fladderen en net niet je hoofd raken. Door in overweging te nemen dat dieren complexe wezens zijn, heb ik bijvoorbeeld geleerd dat duiven alleen maar zo lomp wegvliegen als je te snel te dicht bij ze komt. Geef ze wat ruimte, en er is niets aan de hand. Dieren zien als complexe wezens met gevoelens en persoonlijkheid zou ons, denk ik, veel helpen een wereld te bouwen waar we daadwerkelijk op basis van respect met andere dieren kunnen omgaan. Een denkend en voelend wezen respecteer je immers niet door hir te slachten, ook niet als je alles van het lijk gebruikt – respect betekent respect voor de autonomie van eenieder, niet-menselijke dieren incluis.
door Hadrian Ferran